You successfully added to your cart! You can either continue shopping, or checkout now if you'd like.

Note: If you'd like to continue shopping, you can always access your cart from the icon at the upper-right of every page.

Quantity:

Total:

DE GEHEIMEN VAN TIJD

De openbaring van timing zoals geopenbaard in de Schrift en in de geschiedenis. Het onthult het belang van oktober 1986 als het 120e jubeljaar vanaf Adam en de wettelijke verklaring van het jubeljaar in het najaar van 1986. Het boek toont de volgorde in de geschiedenis en hoe er niets per ongeluk gebeurt. Het onthult "de tijd van Jacob's benauwdheid" en hoe Amerika, Canada, Groot-Brittannië en andere naties passen in het algehele Plan van God.

Category - Long Book

Bijlage 3

Wat tijden en gelegenheden betreft

God heeft mij een openbaring van timing gegeven. Mijn begrip hiervan zal niet altijd kloppen en ik ben zeker niet van mening dat ik geen fouten maak. Toch heeft God echter de tijd gegeven om de openbaringen te beproeven, om zo “alle dingen te beproeven” en “het goede te behouden” (1 Thes. 5:21). God weet dat onze kennis beperkt is en dat onze mogelijkheid om Hem correct te horen verzwakt is. Daarom verwacht Hij van ons om elk Woord te beproeven volgens de vuurproef van de dubbele getuige. Vanaf 1991 ben ik dit aan het doen, want toen begon God mij de tijden en gelegenheden te openbaren.

De meeste christenen is geleerd dat het onmogelijk is om ook maar iets te weten over de tijden en gelegenheden. Wanneer er zich een openbaring wat betreft timing voordoet zijn er altijd wel mensen die de woorden van Jezus uit Handelingen 1:7 citeren: “Het komt u niet toe de tijden of gelegenheden te weten die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft.” Over het algemeen wordt slechts de eerste helft van de zin aangehaald, waardoor het een absolute verklaring tegen elke vorm van openbaring lijkt. Maar het vers vertelt ons echter alleen dat wij de dingen “die God in Zijn eigen macht gesteld heeft” niet weten, namelijk de dingen die ons om welke reden dan ook niets aangaan, dit zijn de dingen die God heeft verborgen en niet openbaart. Het vers laat het aan God over om de tijden en gelegenheden te openbaren die Hij wil openbaren.

In Deuteronomium 29:29 vertelt Mozes het volk,

29 De verborgen dingen zijn voor de HEERE, onze God, maar de geopenbaarde dingen zijn voor ons en onze kinderen, tot in eeuwigheid, om al de woorden van deze wet te doen.

Het is duidelijk dat dit hetgeen is dat Jezus in gedachte had toen Hij de discipelen vertelde dat het niet voor hen was om te weten wanneer Hij “voor Israël het Koninkrijk weer zou herstellen” (Hand. 1:6). Met andere woorden, die tijden en gelegenheden waren nog steeds “geheime informatie”. Als zij hadden geweten dat het nog duizenden jaren zou duren voordat Israël hersteld zou worden, zou dit hen ontmoedigd hebben en zouden velen niet in staat zijn geweest om “te allen tijde te waken en te bidden” (Luk. 21:34-36). Maat God openbaart altijd Zijn plan voordat Hij dit uitdraagt, want Amos 3:7 zegt ons,

7 Voorzeker, de Heere HEERE doet niets tenzij Hij Zijn geheimenis heeft geopenbaard aan Zijn dienaren, de profeten.

Het lijkt er dus op dat God wat betreft tijden en gelegenheden aan de mensen openbaring moet geven, voordat Hij grote dingen gaat verrichten. Dit betekent niet dat iedereen zal weten wat God gaat doen – in feite zullen slechts enkelen dit weten. Maar dergelijke openbaring bezit een doel.

HET DOEL VAN OPENBARING

De wet van de dubbele getuige houdt in dat alle dingen op aarde door ten minste twee getuigen wordt bevestigd. Een getuige kan geen enkele waarheid bevestigen. Op het hoogtste toepasbare niveau zijn hemel en aarde twee getuigen (Deut. 4:26). Mozes riep deze getuigen aan. Zo vertelde God bijvoorbeeld aan Mozes dat Hij de Rode Zee ging splijten. Dat was een hemels getuigenis. Maar er gebeurde niets totdat Mozes hiervan ging getuigen en zijn staf over de zee hief. Vervolgens werd de zee gespleten, want nu had zowel de hemel als aarde hiervan getuigd.

Bij de schepping van de wereld, scheidde God materie van geest en schiep Hij dus vanaf het begin deze twee getuigen. Bij het opstellen van de wet van de twee getuigen beperkte God bewust Zichzelf. Daarom heeft God altijd gezocht naar een volk dat getuigde van Zijn Woord en plan. Hoewel het erop lijkt dat dit Zijn soevereiniteit beperkt, is dit toch niet helemaal het geval. Dit is voor Hem simpelweg een uitdaging, om te zien of Hij in staat is om op aarde getuigen op te laten staan, waardoor Zijn plan op een door de wet voorgeschreven manier kan worden uitgedragen. Dit lijkt op het aangaan van een strijd met een hand op de rug gebonden, om zo de uitdaging wat meer uitdagender te maken. Bij God bestaat er geen twijfel over de uitkomst van geschiedenis, want ongeacht hoe Hij Zichzelf ook beperkt, Hij blijft altijd machtig en wijs genoeg om elke strijd te winnen en elke vijand te veroveren.

Toch bond God een hand op Zijn rug door te eisen dat een volk op aarde moest getuigen van het Plan op aarde. Het was daarnaast ook juist erg lastig om getuigen te vinden, want, zoals Romeinen 3:10-12 zegt,

10 zoals geschreven staat: Er is niemand rechtvaardig, ook niet één, 11 er is niemand die verstandig is, er is niemand die God zoekt. 12 Allen zijn zij afgedwaald, samen zijn zij nutteloos geworden. Er is niemand die goeddoet, er is er zelfs niet één.

God moet zelf de verantwoording nemen om de zonen en dochters voort te brengen, die Zijn hart en gedachte bezitten, mensen die niet alleen het Plan kennen, maar hier in wezen ook met God mee overeenstemmen dat Zijn Plan goed is. Wat een ontzagwekkend obstakel.

Hij brengt een generatie van mannen en vrouwen voort die Hem bij een nieuwe naam kennen, een naam die de meeste mensen niet kennen. Het is de naam “Amen”. Hij heeft deze naam aan ons in Jesaja 65:15-18 geopenbaard, waarbij de profeet zowel over de “nee-zeggers” als de “amen-zeggers” spreekt.

15 U zult uw naam voor Mijn uitverkorenen achterlaten als een vloekwoord en de Heere HEERE zal u doden, maar Zijn dienaren zal Hij noemen met een andere naam, 16 zodat wie zich zegenen zal op aarde, zich zal zegenen in de God van de waarheid [Hebr. “de God Amen”], en wie zweren zal op aarde, zal zweren bij de God van de waarheid [Hebr. “de God Amen”], omdat de benauwdheden van vroeger vergeten zullen zijn, omdat zij verborgen zullen zijn voor Mijn ogen. 17 Want zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Aan de vorige dingen zal niet meer gedacht worden, ze zullen niet meer opkomen in het hart. 18 Maar wees vrolijk en verheug u tot in eeuwigheid in wat Ik schep, want zie, Ik schep Jeruzalem een vreugde en zijn volk blijdschap.

Een Amen bevestigd binnen het goddelijke gerechtshof altijd voor een juridische zaak. Het uit dat iemand getuigt en in overeenstemming is met de procedure of verklaring. In de bovenstaande passage verklaart God dat Zijn plan “het scheppen een nieuwe hemel en een nieuwe aarde” is. De getuigen van God stemmen overeen met Zijn plan en zeggen hier “Amen” op. Door dit te doen, doen zij een beroep op deze nieuwe naam van God.

In het Nieuwe Testament vinden we deze naam van God terug in Openbaringen 3:14. Dit is het begin van de boodschap van de engel aan de gemeente in Laodicea.

14 En schrijf aan de engel van de gemeente in Laodicea: Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige Getuige, het begin van Gods schepping.

Bij de eerste schepping zien we dat alle dingen gemaakt worden door de woorden: “Laat er zijn”, zoals in Genesis 1:3: “Laat er licht zijn.” Dit is ruwweg een equivalent van het zeggen van “Amen”, dat “laat het zo zijn” betekent. Alle dingen werden door het Woord, Jezus Christus, geschapen (Joh. 1:1-3). In het bijzonder was het, het Woord “Amen”. De Vader sprak als een geestelijke getuige een woord en Jezus zei hier vanuit de aardse realiteit “Amen” op. In zekere zin spleet God Zichzelf in een Vader en Zoon relatie, om ervoor te zorgen dat alle dingen door een dubbele getuige werden geschapen. Op deze manier schiep God de eerste hemel en de eerste aarde.

Hetzelfde patroon wordt gevonden in het proces van de herschepping, of zoals Jesaja ons zegt, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Dit wordt bewerkstelligd door de kracht van de Amen, de ware en trouwe getuige. Wanneer afgevaardigden op aarde van het goddelijke Woord getuigen en zij eenparig met een stem als van een lichaam met hun hele hart “Amen! Groot en wonderbaarlijk zijn Uw werken, Heere, almachtige God; rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Koning van de heiligen!” zeggen (Op. 15:3), dan en dan alleen zullen de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde haar ontwikkelingsproces beginnen totdat God alles in allen zal zijn.

Voordat het zo ver is moeten er eerst twee zaken geschieden. Ten eerste moet God het Woord spreken. De openbaring moet voort gezegd worden. Ten tweede moet er op aarde een lichaam van mensen zijn die door God opgeroepen worden en die bereid zijn om in Gods gerechtshof te verschijnen om op de bestemde tijden te getuigen van Zijn plan. Maar deze getuigen kunnen zonder getoonde openbaringen niets weten. Pas als hun hart voorbereid is om het Woord te horen, kunnen zij van Hem getuigen. Pas als de bestemde tijden aanstaande zijn waarbij dergelijke getuigen nodig zijn om Zijn plan op aarde te vestigen, zal Hij hun oren openen om te kunnen horen.

Wij bevinden ons nu in de dagen dat Zijn plan geopenbaard wordt en God een volk naar voren roept dat Zijn hart, zijn gedachte, zijn verlangens en zijn doelen weerspiegeld. Hij roept een volk naar voren dat met Hem overeenstemt en Hem kent zoals Hij is. Zij kennen Hem als de gever van alle goede gaven; en zij kennen Hem als een liefhebbende Vader die Zijn kinderen kastijdt om zo Zijn wetten op hun harten te schrijven. Zij kennen Hem in Zijn mildheid; en zij kennen Hem als een drilsergeant die Zijn manschappen door moeilijkheden en verdriet traint. Zij kennen Hem als de Verhevene die geen enkel mens nodig heeft; en zij kennen Hem als Degene die zich er niet voor schaamt om ons Zijn broeders te noemen. Zij kennen Hem als de Zoon van de rechterhand; en zij kennen Hem als de Man van smarten.

Zij kennen Hem omdat zij Zijn voetstappen hebben gevolgd. Zij hebben gewandeld zoals ook Hij gewandeld heeft (1 Joh. 2:6). Zij hebben geleerd dat Hij Zijn volk nooit verlaat, noch hen aan hun lot overlaat, maar dat Hij vaak Zichzelf verbergt om hun geloof te beproeven. Zij hebben geleerd om voor de dood niet ineen te kruipen, maar om het te omhelzen wanneer zij door het vuur van God naar Zijn eigenlijke aanwezigheid wandelen, terwijl het vlees het van dodelijke pijn uitschreeuwt. Zij hebben Hem naar het kruis gevolgd en daar voorbij, het Leven in.

Als zij op hun leven terugkijken zouden zij niets inwisselen, hetzij goed of slecht, want al deze dingen hebben er voor gezorgd dat zij in de wegen van God getraind werden en dat zij tot volwassenheid zijn gekomen, waar dit anders niet mogelijk was geweest. Hoewel zij nog wel over hun vroegere fouten en zonden tranen laten, weten zij dat God alle dingen ten goede laat meewerken. Zij hebben geleerd om niet op het vlees te vertrouwen, maar zij hebben er alle vertrouwen in dat God weet waar Hij mee bezig is. Zijn plan is goed. In al Zijn werken is Hij rechtvaardig. Hoewel Zijn wegen nog nagespeurd moeten worden, hebben zij al genoeg meegemaakt om te weten dat God alles onder controle heeft. Hij zal niet overgaan op een plan B of C. Hij haast Zich niet om een wereld bij te houden die op Hem voorloopt. Alleen Hij is soeverein. Hij brengt de minderwaardigste mensen als koning voort en Hij zet hen volgens Zijn wil op Zijn bestemde tijden af.

Het doel van openbaring is om ons de mogelijkheid te bieden om met Hem overeen te stemmen. Het doel is niet om de menselijke nieuwsgierigheid naar de toekomst tevreden te stellen. Het is doel eveneens niet om geweldige dienstwerken of koninkrijken voor God te bouwen. Het gaat er niet om, om de mens afhankelijk te maken van de te verkrijgen openbaring. Het doel is om een volk voort te brengen dat “Amen” op haar voorhoofd heeft staan. Zij bezitten de gedachte van hun hemelse Vader en stemmen met Hem overeen.

TIJDEN EN GELEGENHEDEN

In 1 Thessalonicenzen 5:1-2 schreef Paulus het volgende,

1 Maar wat de tijden en de gelegenheden betreft, broeders, is het voor u niet nodig dat men u schrijft. 2 Want u weet zelf heel goed dat de dag van de Heere komt als een dief in de nacht.

Wij hadden gewenst dat Paulus hier wat meer over had geschreven, zodat wij er in onze tijd meer over hadden geweten. Het punt is echter dat de gemeente in Thessaloniki afwist van “de tijden en gelegenheden”. Paulus vervolgt zijn verhaal door te zeggen dat de dag van de Heere voor hen die niet de oren hebben om het Woord te horen onverwacht komt. Hij verklaart heel duidelijk dat de broeders de tijden en gelegenheden wel zouden weten.

3 Want wanneer zij zullen zeggen: Er is vrede en veiligheid, dan zal een onverwacht verderf hun overkomen, zoals de barensweeën een zwangere vrouw, en zij zullen het beslist niet ontvluchten. 4 Maar u, broeders, bent niet in duisternis, zodat die dag u als een dief zou overvallen.

Vele jaren eerder ontvingen de mannen van Issaschar een gunstig verslag, want zij kenden de tijden en gelegenheden. In feite leidde deze kennis hen tot de kroning van David, want zij wisten dat dit de bestemde tijd van God was. 1 Kronieken 12:32 zegt,

32 En van de nakomelingen van Issaschar, die inzicht hadden in de tijden om te weten wat Israël moest doen: hun hoofden waren er tweehonderd, met al hun broeders onder hun bevel.

De chronologie zegt ons dat David op het 59e Jubeljaar vanaf Adam tot koning gekroond werd. Ik ben van mening dat de kinderen van Issaschar dit wisten door goddelijke openbaring of door hun eigen studie van chronologie. Zij zagen dat Saul op de Pinksterdag was gekroond en nu zagen zij dat David op het Jubeljaar gekroond moest worden. Zij begrepen de tijden. Zij bezaten een openbaring van timing die in hun tijd nodig was.

DAGEN EN UREN

Toen de discipelen alleen met Jezus waren vroegen zij in Mattheüs 24:3 het volgende aan Hem,

3 Zeg ons, wanneer zullen deze dingen gebeuren? En wat is het teken van Uw komst en van de voleinding van de wereld?

Hij antwoordde in vers 4: “Pas op dat niemand u misleidt.” Vervolgens legt Hij verder uit dat ondanks “die dag en dat uur aan niemand bekend is, ook aan de engelen in de hemel niet, maar alleen aan Mijn Vader” (vers 36), het toch zal zijn “zoals de dagen van Noach waren, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn” (vers 37). Zoals God vooraf informatie gaf over de eerste vloed, zo zal Hij dit ook doen voordat de vloed van de Geest zal komen. Lukas wijdt hier zelfs nog verder over uit, wanneer hij onderscheidt maakt tussen de slaaf “die de wil van zijn heer gekend heeft” (Luk. 12:47) en die “zijn wil niet gekend heeft” (Luk. 12:48).

Psalm 25;14 zegt: “De verborgenheid des HEEREN is voor degenen, die Hem vrezen; en Zijn verbond, om hun die bekend te maken” (Statenvertaling). God openbaart Zijn verborgenheid, Zijn geheimen, inderdaad voor de mens. Hij verbergt deze echter alleen als het niet nodig is om de tijden en gelegenheden te kennen. Nu is de tijd gekomen dat God deze zaken openbaart, want we bevinden ons aan het einde van het Pinkstertijdperk. Het Loofhuttenfeest is aanstaande. God scheidt de gerst van de tarwe. De tijd van de gelijkenissen is voorbij, want zij waren ingesteld om de geheimenissen van God te verhullen (Luk 8:10-17). De tijd is daar voor de vervulling van Mattheüs 13:35: “Ik zal over dingen spreken die verborgen waren vanaf de grondlegging van de wereld.”