You successfully added to your cart! You can either continue shopping, or checkout now if you'd like.
Note: If you'd like to continue shopping, you can always access your cart from the icon at the upper-right of every page.
Dit boek behandelt de soevereiniteit van God en het herstel van alle dingen, wat Gods algemene doel in de geschiedenis is. Het geeft ook weinig bekende kerkgeschiedenis die laat zien hoe deze essentiƫle leringen in de vijfde eeuw verloren gingen. Het verklaart de drie opstandingen van gerst-, tarwe- en druivenbedrijven in een algemeen overzicht.
Category - Long Book
Tijdens de eerste 2000 jaar van de mensheid werkte God met individuen. Adam en degenen na hem die het geboorterecht verkregen, regeerden als koningen over de aarde. Er waren toen nog geen slechte koningen die de aarde verdeelde in meer dan één natie. Hierdoor kon God alleen persoonlijk te werk gaan, in plaats van nationaal. De Heilige Geest werkte op een persoonlijk vlak tot aan de tijd van Noach. Want in die tijd was de aarde vol van onrecht en waren de mensen door en door slecht.
Tijdens de vloed verdween de Heilige Geest van de aarde in algemene zin en deze staat van afwezigheid duurde tot aan het Pinksterfeest dat beschreven staat in het tweede hoofdstuk van Handelingen. Bij deze gebeurtenis kreeg de Kerk een voorschot (een gedeelte) van de Geest. De geschiedenis van de Heilige Geest begint in Genesis 6:3.
3 Toen dacht de HEER: Mijn levensgeest mag niet voor altijd (olam) in de mens blijven, hij is immers niets dan vlees; hij mag niet langer dan honderdtwintig jaar leven.
Op het eerste gezicht gaat dit vers over de adem (Geest) van God die werd verwijderd van de mensheid, letterlijk door hen te verdrinken. Lees ook Genesis 6:17 en 7:22. Hier staat dat alles wat levensadem had stierf.
Er zit een diepere betekenis in deze verklaring. Het woord voor adem is in het Hebreeuws ruach. Dit woord heeft een dubbele betekenis. Het betekent zowel ‘adem’ als ‘geest’. Vandaar, als we de tekst naar een hoger niveau tillen, werd de Geest van God ook verwijderd van de mens(heid) gedurende ‘eon’, oftewel een tijdperk. Terugkijkend naar die gebeurtenis weten we dat hierdoor de Heilige Geest weer naar de aarde gestuurd werd om in ons te gaan wonen op de Pinksterdag. Op die dag ademde God opnieuw leven in de Kerk, wat de Kerk in de tijd van Noach ontnomen was.
Op het hoogste niveau van vervulling betekent dit dat deze inademing van de Heilige Geest niet compleet zal zijn zoals dit moet zijn tijdens het Loofhuttenfeest, waarbij de grootheid van de Heer de hele aarde zal vullen zoals het water de zee bedekt (Hab. 2:14). Door oordeel (de Vloed) verdween de Heilige Geest van de aarde; en door oordeel (de Vuurpoel) zal de Heilige Geest opnieuw worden uitgeschonken over alle vlees (de mensheid).
De vloed was de doop van de aarde met water; de vuurpoel zal de doop van de aarde zijn met vuur. Beiden hebben het doel om te reinigen en te zuiveren.
Gods plan wordt geopenbaard op een progressieve manier in de Bijbel. Het plan wordt juridisch gevestigd op een formele manier door middel van Gods verbonden. Het is algemeen bekend dat het eerste verbond werd opgemaakt in Genesis 3:15, waar God zegt dat Hij de kop van de slang zal verbrijzelen. Dit is het eerste verbond, hoewel het meer overkomt als een belofte, dan als een formeel legaal verbond. Er zijn echter veel beloften, maar slechts een handje vol verbonden zoals deze.
De eerste keer dat God specifiek zegt dat Hij een formeel verbond opmaakt is bij Noach in Genesis 9. We lezen in de verzen 8–17,
8 Ook zei God tegen Noach en zijn zonen: 9 ‘Hierbij sluit ik een verbond met jullie en met je nakomelingen, 10 en met alle levende wezens die bij jullie zijn: vogels, vee en wilde dieren, met alles wat uit de ark is gekomen, alle dieren op aarde. 11 Deze belofte doe ik jullie: nooit weer zal alles wat leeft door het water van een vloed worden uitgeroeid, nooit weer zal er een zondvloed komen om de aarde te vernietigen. 12 En dit,’ zei God, ‘zal voor alle komende generaties het teken zijn van het verbond tussen mij en jullie en alle levende wezens bij jullie: 13 ik plaats mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond tussen mij en de aarde. 14 Wanneer ik wolken samendrijf boven de aarde en in die wolken de boog zichtbaar wordt, 15 zal ik denken aan mijn verbond met jullie en met al wat leeft, en nooit weer zal het water aanzwellen tot een vloed die alles en iedereen vernietigt. 16 Als ik de boog in de wolken zie verschijnen, zal ik denken aan het eeuwigdurende verbond tussen God en al wat op aarde leeft. 17 Dit,’ zei God tegen Noach, ‘is het teken van het verbond dat ik met alle levende wezens op aarde gesloten heb.’
Dit verbond duurt ver voorbij Noach en zijn nakomelingen. Het was een verbond dat God maakte met elk levend wezen dat op aarde leeft. De aard van dit verbond wordt vaak verkeerd geïnterpreteerd. Velen leren dat God alleen beloofde om de aarde nooit meer te vernietigen MET WATER. Ze zeggen dat dit een uitvlucht is voor God, zodat Hij simpelweg de volgende keer de aarde kan vernietigen MET VUUR. Dit ontkracht de aard van het verbond.
De intentie van God was de belofte van herstel voor iedereen (allen). Het was geen manier om een bepaalde vernietigingswijze uit te sluiten. De vloed vernietigde ‘al het vlees’ in de tijd van Noach; het komende vuur zal opnieuw al het vlees vernietigen – maar deze keer zal ‘het vlees’ vernietigd worden om de mens te redden. Het fysieke vlees werd de eerste keer vernietigd door water; maar de werken van het vlees zullen de tweede keer worden vernietigd door het vuur. Net zoals de doop met water ons vlees wast, zorgt de doop met vuur ervoor dat ons hart en geest gereinigd wordt. Beide vormen van doop zuiveren en reinigen, alleen gebeurt dit op verschillende niveaus.
Het verbond in Genesis 9:10 is opgesteld met de volgende vier specifiek gecategoriseerde levende wezens:
De vier categorieën van levende wezens vertegenwoordigen symbolisch ‘al het vlees’. De koning van het gevogelte is de adelaar; de koning van het vee is de os (stier), de koning van de dieren is de leeuw; en de mens is de overkoepelende koning op aarde. Hij heeft heerschappij gekregen in Genesis 1:26–28. Dit zijn de vier levende wezens rond de troon van God in Openbaringen 4:6 en 7. Dit zijn eveneens de vier beesten die afgebeeld staan op de vlaggen van de vier heersende stammen van Israël.
Tijdens de woestijnreis, in het kamp van Israël, bevonden de vier leidinggevende stammen zich rond de tabernakel (loofhut) van God, elk aan één zijde van de tabernakel. Aan de ZUIDKANT de stam Ruben met de vlag van de mens. Aan de NOORDKANT de stam Dan met de vlag van de adelaar (die een slang droeg). Aan de OOSTKANT de stam Juda met de vlag van een leeuw. En aan de WESTKANT de stam Efraïm met de vlag van een stier.
De betekenis van deze vlaggen is een langdurige en intensieve studie op zich en valt buiten het bereik van dit boek. Het volstaat voor onze doeleinden om aan te tonen dat de vier dieren rond de troon van God in Openbaringen 4 de hemelse realiteit weerspiegelt van het volk Israël onder Mozes.
De profeet Ezechiël had een hemels visioen toen hij naar het noorden keek (Ez. 1:4), waarbij de ‘stormwind’ zich naar het zuiden verplaatste richting de profeet. Hij zag eerst het gezicht van de mens (1:5) aan de zuidkant. Aan de rechtzijde, de oostkant, zag hij het gezicht van een leeuw. Aan de linkerzijde, de westkant, zag hij het gezicht van stier. Tenslotte, toen het visioen dichterbij kwam, kon de profeet de verre noordkant zien en zag hij de adelaar. Dit alles staat opgetekend in Ezechiël 1:10.
10 Hun gezichten leken van voren op het gezicht van een mens en van rechts op de muil van een leeuw, van links op de kop van een stier en van achteren op de bek van een adelaar.
De positie van elk wezen matcht met de positie van elke vlag van de stammen van Israël in hun kampement rond de tabernakel in de woestijn. Ezechiël zag een visioen van de troon van God, dat hijzelf ook zegt in 1:26. Johannes zag in essentie hetzelfde visioen in Openbaringen 4.
Maar wat houdt dit nu eigenlijk allemaal in? Genesis 9 laat ons zien dat deze wezens al het vlees, oftewel elk levend wezen, uitbeelden en vertegenwoordigden. In Openbaringen 4:9 hebben zij de taak om “lof, eer en dank te brengen aan Degene die op de troon zit.”
Het uiteindelijke doel is om AMEN te zeggen tegen God en Zijn plan om alle creatie te herstellen tot Zichzelf. Vandaar dat we het volgende lezen in Openbaringen 5:11–14,
11 Daarna hoorde ik het geluid van een groot aantal engelen rondom de troon, de wezens en de oudsten; het waren er oneindig veel, tienduizend maal tienduizenden, duizend maal duizenden. 12 Met luide stem riepen ze: ‘Het lam dat geslacht is, komt alle macht, rijkdom en wijsheid toe, en alle kracht, eer, lof en dank.’ 13 Elk schepsel in de hemel, op aarde, onder de aarde en in de zee, alles en iedereen hoorde ik zeggen: ‘Aan hem die op de troon zit en aan het lam komen de dank, de eer, de lof en de macht toe, tot in eeuwigheid.’ 14 De vier wezens antwoordden: ‘Amen,’ en de oudsten wierpen zich in aanbidding neer.
God schiep de aarde om zijn heerlijkheid te manifesteren in fysiek vlees. Hij gaf de mens heerschappij over de aarde – autoriteit onder God – met de bedoeling dat de mens de mogelijkheid heeft om AMEN te zeggen tegen alles wat God doet. Op dit moment in de tijd zien we nog niet dat alles aan Hem onderworpen is, wat Hebreeën 2:8 ons duidelijk maakt. En om deze reden zeggen de vier categorieën van levende wezens nog geen AMEN tegen het plan van God. De vijandschap bestaat nog. De mens is nog steeds niet in overeenstemming met God. We denken dat we een betere manier hebben om het universum te besturen. Maar de dag zal komen waarbij de vier dieren AMEN zullen zeggen en de hele wereld vervuld zal zijn met Zijn heerlijkheid.
Het plan van God, opgesteld als verbond in de tijd van Noach, zal niet vervuld worden totdat ieder levend wezen in de hemel, op de aarde, onder de aarde en in de zee heerlijkheid aan de Vader kan geven en de woorden kan spreken die Johannes gehoord heeft in Openbaringen 5:13 (zie de vorige Bijbeltekst). Als iedereen dit kan doen zullen de vier levende wezens vreugdevol en met luide stem ‘Amen’ zeggen. Dit is de ware trompet voor het Jubeljaar waar God al zo lang op wacht om te horen.
Het verbond met Abraham laat zien WIE het Koninkrijk van God zou gaan verspreiden op de aarde. Met Abraham wende God een nieuwe methode aan om de aarde te besturen. Hij ‘(ver)koos’ Abraham en begon met het vormen van Zijn eigen natie, waardoor ‘alle volken op aarde’ gezegend zullen worden (Gen. 12:3). De Statenvertaling vertaald het als volgt:
3 En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden.
Gods idee van verkiezing heeft nooit de intentie gehad om een exclusieve redding te zijn in het voordeel van slechts een paar mensen. Verkiezing, zoals dit duidelijk wordt aangetoond in Zijn handelen met Abraham, laat zien dat het meer de lijn volgt van een politieke verkiezing. In andere woorden; het is een onderdeel van Gods regering, een hiërarchie van verschillende gezagniveaus op aarde. God (ver)kiest mensen om deze posities van gezag in te vullen om zodoende de mensheid te dienen. De verkiezing en de roeping bepalen iemands capaciteit om de mensheid te dienen, want God rust zijn bedienden uit voor de taak die Hij hen oplegt. Vandaar dat de hoogste roeping toe wordt bedeeld aan hen die dienaren zijn van anderen.
Autoriteit gaat samen met een bepaalde verantwoordelijkheid. Want autoriteit is geen voorrecht waarmee je jezelf mag verheerlijken. Het heeft een doel. Het wordt gegeven om over anderen te regeren, zodat die anderen gezegend en gered kunnen worden (in de brede zin van het woord). Daarom moeten we Gods verkiezing anders zien dan vaak is opgevat in het verleden. God verkiest NIET slechts enkelingen om ze te redden, waardoor de rest van de mensheid eeuwig zal worden gemarteld. In plaats daarvan verkiest Hij slechts enkelingen, zodat zij de zegeningen en de boodschap van verzoening kunnen doorgeven aan de rest van de mensheid.
Hierom verkoos God slechts één man, Abraham. En ook zijn nakomelingen na hem als beginpunt. Het was Gods plan om hen eerst in dienst te nemen om zo de rest van de wereld Zijn Woord en Geest te schenken, aan ‘alle volken op aarde’, aan ‘alle geslachten des aardsrijks’. Helaas, na een aantal jaar zagen zijn nakomelingen zichzelf als slavendrijvers in plaats van als dienaren van God, die in dienst waren gesteld voor de mensheid. Dit ongelukkige voorval zorgt ervoor dat zij, of geen deel, of geen taken zullen krijgen in het Loofhuttentijdperk. God zoekt niet naar regeerders; Hij zoekt naar dienaren.
Vierhonderd jaar na Abrahams roeping maakte God een nieuw verbond onder Mozes om zodoende verantwoordelijkheid te bewerkstelligen in het herstelproces. Met andere woorden, het was niet Gods plan om iedereen te redden door de wet teniet te doen en hun overtredingen niet aan te rekenen. God maakte een wetverbond zodat wij Zijn wil zouden weten en waardoor de mensheid verantwoordelijk gehouden werd. Hij zal zeker heel de mensheid herstellen, maar niet zonder de oordelen van de wet. Het doel van de wet is om de mens discipline bij te brengen, waardoor zij kunnen opgroeien tot volwassenheid naar het beeld van Christus.
Dit is werkelijk een immens wijs en prachtig plan, tenzij de mens voor opstand en ongehoorzaamheid wordt beloond.
De Bijbel spreekt van een aantal verbonden, maar er zijn er twee die direct in verband staan met de redding van de mensheid. Ze worden over het algemeen het Oude en Nieuwe Verbond genoemd. Het Oude Verbond werd ingesteld onder Mozes, die als ‘middelaar’ optrad. In het Nieuwe Verbond is Jezus de ‘Middelaar’.
Het Oude Verbond zorgde ervoor dat de mens geheel verantwoordelijk was voor de zonden. Het Nieuwe Verbond maakte Jezus geheel verantwoordelijk. Maar om het verband tussen de twee verbonden te zien moeten we eerst kijken naar Paulus’ commentaar op de verbonden in het derde hoofdstuk van Galaten. Het is van groot belang dat we het verband zien tussen de twee verbonden om zo het proces van redding te kunnen begrijpen. In Galaten 3:15 staat:
15 Broeders en zusters, ik geef u het voorbeeld van een rechtsgeldig testament, een testament dat door een mens bekrachtigd is. Niemand kan zo’n testament ongeldig verklaren of er iets aan toevoegen. 16 Nu gaf God zijn beloften aan Abraham en zijn nakomeling.
Met andere woorden, als je een contract met iemand opstelt en het is getekend en gezien door beide partijen, dan kan het niet veranderd of genegeerd worden. Het is geheel bindend voor iedereen die er zijn of haar handtekening onder gezet heeft. God maakte een contract (verbond) met Abraham en zijn zaad. Dit gebeurde door ‘belofte’. In onze moderne tijd kunnen we zeggen dat God een onvoorwaardelijk verbond met Abraham opstelde. Het was een ‘belofte van afbetaling’, een cheque die slechts één handtekening nodig had – die van God.
Terugkijkend naar Genesis 15 zien we dat God Abraham de opdracht gaf om vijf dieren te nemen en ze door midden te snijden. Dit was een ‘bloedverbond’. Hoewel de mensen toen slechts één dier gebruikte, gebruikte God er vijf om Zichzelf zo vijfmaal te verbinden aan de vervulling van de belofte. Vijf is ook het getal van genade.
Zonder twijfel dacht Abraham dat hij samen met God tussen de halve dieren door zou gaan lopen, om zo het verbond bindend te maken voor hen samen. In die dagen maakte de mensen op die manier bloedverbonden met elkaar; zij liepen dan hand in hand tussen de halve dieren door, met als symbolische betekenis: “God mag mij door midden snijden als ik het verbond verbreek.”
Toch had God een beter plan. Hij wist dat de onvolmaakte mens zich niet kon houden aan volledige gehoorzaamheid. Hij wist dat de mens elk verbond met God zou verbreken. Oftewel de mens zou altijd een risicofactor zijn en God zou hen dan door midden moeten snijden. Daarom bracht God Abraham in een diepe slaap (Gen. 15:12). En terwijl hij sliep liep God alleen tussen de dierhelften door (Gen. 15:17).
Dus eigenlijk is het verbond met Abraham in wezen onvoorwaardelijk. Alleen God bond Zichzelf aan het uitvoeren van bepaalde zaken. Hier doelt Paulus op als hij zegt dat dit verbond ‘door belofte’ is gemaakt en niet ‘door overeenkomst’, wat tweezijdig is. Het is ‘door belofte’, wat eenzijdig is. Het was een cheque voor Abraham, enkel en alleen opgemaakt en getekend door de hand van God.
Maar wie kon de cheque bekrachtigen als Abraham niet had getekend? Kijk terug naar Gal. 3:15, waar staat dat niemand het kan annuleren als het eenmaal is bekrachtigd. We kunnen nu zien dat de belofte die aan Abraham was gegeven pas 2000 jaar later bekrachtigd werd door Jezus. Vers 17 zegt dat het ‘eerder door God bekrachtigd is’ (dit wil zeggen, voor de tijd van Mozes). We moeten wel in gedachte houden dat er geestelijk gezien geen verleden of heden is. Daarom was Jezus, vanuit Gods oogpunt, al gestorven vanaf het begin van de wereld (Op. 13:8) om zo het verbond te bekrachtigen dat, in menslijk denken, nog moest geschieden. Daarom wordt de wet, op deze wijze, tevredengesteld.
Paulus zet het eenzijdige belofteverbond in contrast met het tweezijdige obligatieverbond, dat God later met Mozes maakte:
17 Ik bedoel dit: de wet, die vierhonderddertig jaar na de belofte werd gegeven, maakt het testament dat door God bekrachtigd is niet ongeldig. De wet kan de belofte nooit ontkrachten.
Paulus behandelt een duidelijke tegenspraak van deze verbonden. De eerste zegt: “Ik beloof dat ik al je zaad zal redden en hen het Koninkrijk zal schenken.” De tweede zegt: “Ik zal je redden INDIEN je gehoorzaam bent.” Luister naar de voorwaarden van het verbond onder Mozes die we kunnen vinden in Exodus 19:5 en 6:
5 Als je mijn woorden ter harte neemt en je aan het verbond met mij houdt, zul je een kostbaar bezit voor mij zijn, kostbaarder dan alle andere volken – want de hele aarde behoort mij toe. 6 Een koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilig volk.” Breng deze woorden aan de Israëlieten over.’
Als iemand nog twijfelt over de aard van de voorwaarden van dit verbond met Mozes dan moet diegene Leviticus 26 er op naslaan. Hier verkondigt God de zegeningen voor gehoorzaamheid en de vloeken (straffen) voor ongehoorzaamheid. Dit was een verbond (contract) dat zowel God als Israël BEIDE moesten tekenen. Het leek absoluut niet op het verbond met Abraham, waar God zowel de Beloftemaker als de Bekrachtiger was, door Jezus.
Daarom haalt Paulus het volgende probleem aan in Galaten 3:17: Aan welk verbond moeten we ons houden om in de erfenis en de belofte te delen? En verder, wat is de relatie tussen de twee verbonden? Als God al onvoorwaardelijk de erfenis aan Israël beloofde in de tijd van Abraham, waarom heeft Hij dan een tweede verbond opgericht onder Mozes; een verbond met voorwaarden dat het verbond met Abraham teniet leek te doen?
Het antwoord is dat God, in Zijn wijsheid, niet de wens had om ongehoorzame en rebellerende kinderen op te voeden. Als Hij had beloofd om de hele mensheid te redden, ongeacht hun daden, dan zou God berouwloze kinderen redden die niet de lessen hadden geleerd om gehoorzaam te zijn. En dat is wat Hij verlangt. Daarom bewerkstelligt het verbond onder Mozes de oordelen van God voor de ongehoorzame mensen en zet het de standaard voor rechtvaardigheid op aarde, dat de mensheid uiteindelijk zal verkrijgen. Het wetverbond, gesproken door God uit het midden van het vuur, bewerkstelligde niet alleen de discipline die gelovigen tot volwassenheid brengt, maar het bewerkstelligde en definieert ook een toekomende ‘vuurpoel’ voor de ongehoorzame ongelovigen.
Stel je voor dat u naar uw procureur gaat en een laatste wilsbeschikking laat optekenen. U besluit dat uw huis en eigendom overgaat naar uw zoon. Dit doet u uit vrije wil, omdat u van uw zoon houdt. Vervolgens gaat u naar huis en vertelt u het tegen uw zoon met de belofte dat u de wilsbeschikking nooit zal herroepen.
Een jaar later gaat u weer bij de procureur langs, dit keer samen met uw zoon. Dit keer laat u een contract opmaken waarbij u uw zoon de erfenis schenkt, onder de voorwaarde dat hij eerst een schuur bouwt op het erf. Samen zetten jullie een handtekening onder dit tweede contract omdat hij het eens moet zijn met deze overeenkomst.
Het volgende jaar sterft u. De procureur belt uw zoon en leest uw wilsbeschikking voor. Hij krijgt de erfenis over uw huis en bezit. Dit staat vast en kan niet teniet worden gemaakt. Desondanks kan hij geen claim leggen op de erfenis omdat hij nog geen schuur heeft gebouwd, zoals het tweede contract eist.
Valt het kwartje? Het eerste verbond was onvoorwaardelijk. Het tweede verbond heeft voorwaarden. Verklaart de tweede de eerste teniet? Nooit! Uw zoon ZAL de erfenis krijgen. De vraag is alleen WANNEER? Het tweede verbond heeft alleen de macht om de erfenis te vertragen totdat hij geduld en gehoorzaamheid leert.
Toen God een verbond opmaakte met Abraham gaf Hij de erfenis van het Koninkrijk aan hem en zijn zaad na hem. Vervolgens maakt hij nog een verbond met Mozes om de erfenis te vertragen totdat de mensen gehoorzaamheid hebben geleerd.
Maar er is zit nog een betekenis in dit verhaal, op een universeel niveau. God verkoos Abraham en zijn zaad om tot zegen te zijn voor alle volken op aarde. Abraham was Gods procureur om alle volken op aarde samen te roepen (na de dood van Jezus Christus) om Zijn wilsbeschikking voor te lezen. Zij zijn geroepen om de wereld te informeren over hun erfenis, omdat de Testateur gestorven is. Dit verbond kan niet teniet gemaakt worden. Toch is er onder Mozes een ander verbond opgericht, God stelde voorwaarden waardoor de erfenis verkregen kan worden. De voorwaarde is gehoorzaamheid. Daarom vragen we mensen om Jezus te volgen. Wat is de zin hiervan? In essentie betekent het dat wij het verbond met Mozes bekrachtigen door onze namen er onder te zetten, met de belofte dat we Jezus de Heer van ons leven zullen maken en gehoorzaam zullen zijn aan Zijn wet (oftewel ons afkeren van de zonde).
Dit is de betekenis van het geloof in Hem. We hebben geloof als we werkelijk geloven dat God door Jezus Christus Zijn belofte zal vervullen. Toen het volk Israël, in de tijd van Mozes, onderaan de berg stond, geloofden ze dat Jahweh de ware God was en dat Hij in staat was om hen naar het Beloofde Land te brengen. Ze geloofden dat Zijn wetten rechtvaardig waren. En door het geloof besloten ze Hem te volgen.
Maar volgden ze Hem echt? Volgens de Bijbel faalden ze bij elke stap die het volk zette, net zoals wij falen om perfect gehoorzaam te zijn. Betekent dit dat het verbond met Abraham ook faalde? Was God niet bij machte om Zijn volk in het Beloofde Land te brengen? Was de wil van de mens sterker om Gods belofte te laten falen waardoor de volken op aarde niet gezegend konden worden? Absoluut niet! Redding is niet afhankelijk van de wil van mensen, maar van de wil van God. De wil van de mens is nooit machtiger dan de soevereiniteit van God. De ongehoorzaamheid van de mens vertraagt slechts de uitschenking van genade op de mensheid – en zelfs dit gebeurt omdat het vanaf het begin bij Gods plan hoort.
Daarom is onze keuze om Christus te volgen – wat zondermeer de meest belangrijke beslissing is die we kunnen maken – echter NIET de echte basis van onze redding. En het was ook niet de basis van Israëls redding. We worden niet gered door onze wil, want onze wil heeft zijn wortels in Mozes, en niet in Abraham. De beslissing om Christus te volgen kan ons alleen redden als wij de mogelijkheid hadden om die beslissing (belofte) te vervullen door nooit meer te zondigen. Toch is het maken van de keuze om Christus te volgen belangrijk genoeg, vanuit Gods oogpunt, waardoor God Mozes naar Israël stuurt om te bemiddelen in dit beslissend-makende verbond.
Onze erfenis in God is gebaseerd op een beter verbond, namelijk het nieuwe en onvoorwaardelijke verbond dat door Jezus is ondertekend met Zijn eigen bloed. Jezus’ dood was de enige voorwaarde waardoor het verbond met Abraham kon worden verkregen. Een ‘laatste wilsbeschikking en testament’ gaat pas van kracht als de erflater sterft, zoals we kunnen lezen in Hebreeën 9:16 en 17.
16 Bij een testament is het noodzakelijk dat de dood van de erflater wordt vastgesteld. 17 Een testament is immers pas geldig na overlijden, het heeft geen rechtskracht wanneer de erflater nog leeft.
De zegeningen van onze erfenis worden zowel in het verbond met Abraham als met Mozes verkondigd. Alleen kan de erfenis pas worden verkregen, bij het verbond met Mozes, als het vlees perfect gehoorzaam is en door het bloed van stieren en geiten, om verzoening te bewerkstelligen door ongehoorzaamheid. Aan de andere kant is het verbond met Abraham ‘van kracht gedaan’ door Jezus’ dood. De erfenis wordt verkregen door Gods wil alleen, en door het bloed van het ware Offer voor de zonde – Jezus Christus.
Degenen die geloven dat ze zelf ‘kiezen’ voor hun redding geloven dat de redding wordt verkregen door de wil van de mens en hebben hierdoor dezelfde denkwijze als de meerderheid in het Oude Testament. Deze opinie leidt erg gemakkelijk tot het idee dat het houden van de wet redding brengt. Daarom zien we door de geschiedenis van het oude Israël en de Kerk heen, dat de mens volmaaktheid (in het vlees) zoekt door zelfdiscipline. En samen met dit kwam ook het idee dat de leerstellingen over volmaaktheid (‘orthodoxheid’) nodig waren om gered te worden, want de mens moest volmaakt zijn in lichaam en ziel (verstand).
Deze misvatting heeft een grote last op de Kerk gelegd. Christenen wereldwijd worden verteld dat ze naar persoonlijke volmaaktheid moeten streven om gered te worden. Velen zitten vol schuld(gevoel) omdat ze hun belofte tot volmaaktheid niet kunnen inlossen. Hun christelijk geloof is een religie geworden dat op prestaties is gebaseerd. En zo lang zij zichzelf als onvolmaakt zien dragen ze de last van schuld en angst, in plaats van vergeving en geloof. De oplossing zit in het zien dat onze redding en rechtvaardiging is gebaseerd op Gods eigen beslissing. Onze capaciteit om gehoorzaam te zijn is een zegenend proces waardoor wij – als christenen – leren om Gods stem te horen als Hij ons leidt naar het Beloofde Land, naar de volmaaktheid van het Loofhuttenfeest.
Jezus heeft nooit gepleit voor het breken van de wet, en ook Paulus deed dit niet. Wel legt Paulus ons heel zorgvuldig uit dat het onmogelijk voor ons is om onze erfenis (redding) te verkrijgen op basis van het wetverbond. In plaats daarvan verkrijgen wij het door Jezus’ dood, die het verbond met Abraham van kracht liet gaan. Dit is de onvoorwaardelijke belofte dat wij onze erfenis zullen ontvangen. En Hij zal zorg dragen dat wat Hij heeft beloofd ook zal gebeuren, want dit is Zijn wil.
In onze eerdergenoemde illustratie vertelden we dat het tweede verbond een voorwaarde had, namelijk dat de zoon een schuur moest bouwen voordat hij zijn erfenis mocht ontvangen. Dit is een voorwaardelijke voorziening dat het eerste verbond niet teniet kan maken, maar het wel voor een tijdje kan VERTRAGEN. Dus de vraag is niet OF, maar WANNEER de zoon de erfenis kan ontvangen.
We hebben de ‘WANNEER-vraag’ al beantwoord in onze vorige hoofdstukken, waar we de drie oogsten hebben behandeld. Verschillende mensen verkrijgen de erfenis op verschillende tijden. Anders gezegd, sommige mensen ‘besluiten’ om hun schuur eerder te bouwen dan anderen. Christenen zijn mensen die Egypte hebben verlaten op weg naar het Beloofde Land (dit is de echte ‘schuur’ die God ons opdraagt te bouwen).
Laten we zeggen, om verder te gaan met onze illustratie, dat de zoon besluit om meteen de schuur te bouwen. Dit stelt u tevreden. Alleen heeft hij geen idee hoe hij een schuur moet bouwen. Hij heeft niet de vaardigheden en de kennis om dit te doen. En dit is juist de reden dat u met hem het verbond hebt opgesteld, zodat hij het kan leren. Het doel van dit verbond is dat hij iets leert wat hij nog niet wist.
Daarom wijst u een schuur aan die al gebouwd is. “Zie je die schuur zoon? Dat is jouw voorbeeld. Maak er maar één zoals die daar. En als je vragen hebt moet je die schuur maar goed bestuderen.”
Hij gaat aan de slag, maar bij het maken van de fundering gebruikt hij teveel grind voor de hoeveelheid cement waardoor het beton enigszins zwak is. Hij gaat naar u toe en vraagt u wat hij fout heeft gedaan, en u geeft hem uitleg. Vervolgens vernieuwt hij de fundering, wat hem behoorlijk wat vertraging oplevert. Maar het is nou eenmaal zo dat je het beste leert met vallen en opstaan.
Vervolgens probeert hij de muren op te bouwen maar die zijn nog niet echt dik genoeg. En wederom wijs je hem op de goede weg, waarna hij het verbetert – alleen nog steeds niet ideaal (perfect). Toch bent u blij dat hij constant leert. Tenslotte is de schuur af en komt uw zoon naar je toe met de opmerking: “De schuur is af; mag ik nu mijn erfenis?”
U gaat naar zijn schuur en inspecteert het gebouw. U merkt op dat de vloer een beetje scheef loopt en dat er in sommige muren wat kieren zitten. Het dak lekt een beetje, maar al met al is het stevig genoeg om onderdak aan koeien te bieden. “Goed gedaan,” zegt u tegen uw zoon. “Het ziet er perfect uit, je mag de erfenis hebben.”
Maar als een goede timmerman weet u dat de schuur verre van perfect is. Maar als een goede vader weet u ook dat u uw zoon veel hebt bijgebracht en dat hij veel heeft geleerd. En zo overziet u wat er nu gebouwd is en doet u net of de mankementen niet bestaan (Rom. 4:17).U keurt het gebouw alsof het perfect was, ook al lekt het dak.
Hierna roept u uw zoon bij u en vertelt hem het volgende: “Ik heb je deze schuur laten maken om je te laten ervaren hoe moeilijk het is om het perfect te bouwen. Ook wilde ik je kundig maken in het bouwen van schuren. Maar eigenlijk is de schuur die ik je als voorbeeld heb laten zien de enige schuur die ik bestempel als afgebouwd. Deze volmaakte schuur geef ik nou aan jou om jouw schuur te vervangen. Nu is alles wat je ziet voor jou. Je bent eigenaar van mijn erfenis.”
Ik heb ooit gehoord dat we gerechtvaardigd zijn door geloof, maar dat we geheiligd (gezegend) zijn door de wet. Degene die deze verklaring maakte probeerde de mensen gehoorzaam te laten zijn aan Gods wet. Omdat dit Gods standaard is voor het bepalen van zonde en rechtvaardigheid. Toch maakt hij dezelfde fout die de mensheid al duizenden jaren maakt. Paulus maakt een diepgaande verklaring in Galaten 3:3. Er staat,
3 Bent u werkelijk zo dwaas weer op uw eigen kracht te vertrouwen, en niet langer op de Geest?
De ‘voorbeeldschuur’ uit onze illustratie is Jezus Christus. Wij moeten in ons leven gelijkvormig worden aan Hem. Toch moeten we onderkennen dat onvolmaakte mensen geen volmaakte schuren kunnen bouwen. Hoewel we een voorschot van de Geest hebben gekregen, is dit gedeelte van geestelijke kennis niet bij machte om ons gelijkvormig te maken met Christus. Het maakt niet uit hoe oprecht wij zijn in ons ‘besluit’ om Jezus te volgen, het maakt ook niet uit hoe streng wij een onthoudingsleer (ascetisme) aanhouden of vaak aan zelfkastijding doen, want al onze inzet schiet tekort. Ons sterfelijke lichaam is simpelweg niet in staat om volmaaktheid te bewerkstelligen. Het heeft de volheid van de Geest nodig om ons niet-corrupt en volmaakt te maken. De volheid moet nog geschonken worden aan de mensheid, met uitzondering van Jezus.
Paulus legt in Romeinen 4 uit dat rechtvaardigheid ons toegerekend wordt. De definitie van deze verklaring kunnen we vinden in vers 17: God roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren (Statenvertaling). Paulus illustreert hiermee Abraham. Ondanks dat Abraham kinderloos was zei God tegen hem: “Ik heb je een vader van vele volken gemaakt” (Rom. 4:17). In andere woorden, God rekende miljoenen nakomelingen van Abraham rechtvaardigheid aan, door zaken aan te rekenen die er niet zijn. Abraham vertrouwde op God en dit werd hem als daad van rechtvaardigheid toegerekend (Romeinen 4:3 en 22).
Deze lijn kunnen wij doortrekken. Door op onze Vader in de hemel te vertrouwen en te geloven dat onze rechtvaardigmaking door Jezus geschied rekent God ons Jezus’ rechtvaardigheid aan. We zijn niet meer van onszelf. Onze eigen rechtvaardigheid heeft een lekkend dak, een zwakke fundering en wankelende muren – zelfs onder optimale omstandigheden. Onze eigen rechtvaardigheid is belangrijk tot op bepaalde hoogte waarvoor gehoorzaamheid wordt vereist; maar alleen Jezus’ rechtvaardigheid zorgt ervoor dat we kunnen delen in de beloofde erfenis. God begon met het opstellen van deze belofte met Abraham; en Hij heeft ook de perfecte schuur gemaakt voor die tijd zonder onze hulp om zo te kunnen garanderen dat wij werkelijk alle dingen zullen beërven.
En terwijl het verbond met Mozes de beloofde erfenis vertraagt, is dit geen eeuwig uitstel. God is niet alleen de Auteur, maar ook de Vervuller van ons geloof. Hij is de Alfa en de Omega. Hij is zowel Rechtvaardigmaker als Heiligmaker. We hebben een rechtvaardigmaking die buiten ons ligt, omdat het simpelweg niet in ons zit, maar in Christus. Nu we nog op aarde zijn wil God van ons dat we onze uiterste best doen om onze rechtvaardigheid, die buiten ons ligt, op ons te nemen. Laat dit ons dagelijks brood zijn, waardoor het onze natuur mag worden en waardoor we vervolgens kinderen van Abraham genoemd mogen worden en kinderen van onze Vader in de hemel.
Aansprakelijkheid voor de zonde wordt aangewezen door de wet, want het is de wet die onze overtreding veroordeelt. Paulus zegt ons dat de wet tekort schiet met betrekking tot redding, omdat het ons tot de dood veroordeelt. Want de wet kan geen zondaren door de vingers zien, en wij zijn allen zondaren.
Gelukkig heeft de wet nog een zwakte. Het is namelijk opgesteld NA het verbond met Abraham. De wet over contracten zegt dat als een contract een ander contract tegenspreekt het hoogst geachte contract het belangrijkst is. Dus het verbond met Mozes wordt beperkt in zijn aansprakelijkheid om zondaren schuldig te verklaren. Het kan alleen schuld opbouwen zolang het niet het andere belangrijkere contract overtreedt. De belofte moet ons gegeven worden, en niet alleen aan Abrahams zaad, maar aan ‘alle volken op aarde’ (Gen 12:3). De vraag is alleen WANNEER. Daarom wordt het verbond met Abraham alleen door de tijd beperkt.
De toerekening van rechtvaardigheid in ons voordeel is iets wat God instelde in Zijn verbond met Abraham. Dus rechtvaardigheid zal aan iedereen onvoorwaardelijk toegerekend worden op een bepaald moment in de tijd. Petrus vertelt ons in Handelingen 3:21 over het herstel van alle dingen en koppelt dit aan Abrahams opdracht om alle volken op aarde tot zegen te zijn. Het belangrijkst is dat Petrus het woord ‘zegen’ definieert voor ons, zodat er geen twijfel ontstaat over deze betekenis:
25 U bent de erfgenamen van de profeten; met uw voorouders heeft God zijn verbond gesloten toen hij tegen Abraham zei: “In jouw nageslacht zullen alle volken op aarde gezegend worden.” 26 God heeft zijn dienaar allereerst voor u laten opstaan en hem naar u gezonden om ieder van u die zich afkeert van zijn slechte daden te zegenen.’
Petrus vertelt ons dat alle volken op aarde GEZEGEND zullen worden, maar dat deze zegen als eerste ‘u’ toekomt. Dit is de huidige gemeenschap van christelijke Israëlieten. De zegen zorgt ervoor dat ‘een iegelijk van u afkere van uw boosheden’ (SV). Als dit dan de zegen is die als eerste Israël toekomt, moet dit in wezen ook dezelfde zegen zijn die alle volken op aarde toekomt. We kunnen alleen maar concluderen dat God ALLE volken op aarde zal zegenen door hen ALLEN af te keren van hun boosheden (slechte daden).
Toch zal niet iedereen zich tot God keren in dit huidige tijdperk. Een paar hebben zich tot God gekeerd tijdens het Paastijdperk. Meerdere hebben zich tot God gekeerd tijdens het Pinkstertijdperk. Er zal berouw en bekering komen in het komende Loofhuttentijdperk. Maar zelfs als iedereen op aarde zich bekeert zijn er nog steeds velen uit het verleden die zijn gestorven zonder zich te bekeren. En er zijn nog ontelbaar veel mensen die nog nooit van Jezus Christus gehoord hebben. Zij zullen uit de dood moeten opstaan tijdens het Oordeel van de Grote Witte Troon, zodat ook zij de zegen van Abraham kunnen ontvangen.
Zoals we al eerder hebben vermeld wordt hier een onderscheid gemaakt tussen de Kerk en de overwinnaars. De algemene gelovigen zullen hun beloning ontvangen op het moment als de ongelovigen zullen opstaan (Lukas 12:46; Johannes 5:29; Handelingen 24:21). Degenen die gerechtvaardig zijn door het bloed van het Lam (Paaschristenen) ontvangen hun beloning tijdens de algemene opstanding. Hun gehoorzaamheid en werken zullen geen betekenis hebben in hun rechtvaardiging. Toch is er een speciale beloning voor de overwinnaars voor hun gehoorzaamheid tot God in het heiligingproces van Pinksteren. Zulke gehoorzaamheid wordt ten eerste gedefinieerd door Mozes in de wet en daarnaast wordt deze wet nog breder geïnterpreteerd door de schrijvers van het Nieuwe Testament.
Simpelweg betekent dit dat degenen die gehoorzaam zijn een speciale beloning (redding) zullen ontvangen. Johannes noemt deze speciale beloning de eerste opstanding. Diegenen die werkelijk Gods stem verstaan en door de Geest worden geleidt in hun ‘woestijnreis’ op aarde zullen automatisch het grote geheim als overwinnaar te weten komen. Het geheim is NIET dat we zonder zonden of volmaakt moeten zijn. Het is ook NIET dat we Gods stem altijd goed kunnen verstaan. Het is ook NIET een Kerklidmaatschap. Het geheim is vergevingsgezind zijn.
De wet van het Jubeljaar moet geproefd, opgenomen en geschreven worden in ons hart. Te leven volgens de wet van het Jubeljaar is de laatste kwalificatie om in te gaan in het Loofhuttenfeest waar de volheid van de Geest wordt geschonken en ontvangen. Bij de feestdagen van Israël ving het Jubeljaar aan op de Grote Verzoendag, dat weer op de tiende dag van de zevende maand aanving, op de Hebreeuwse kalender. Het was een voorbereiding voor het Loofhuttenfeest, dat vijf dagen later begon. Dit toont aan dat iemand het Jubeljaar moet vervullen voordat hij of zij waarlijk Loofhutten kan vervullen.
In het Hogepriesterlijk gebed (het gebed van Jezus) opgetekend in Matteüs 6:12 lezen we: “Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was.” In Lukas 11:4 staat het iets ander opgetekend: “Vergeef ons onze zonden, want ook wijzelf vergeven iedereen die ons iets schuldig is.”
Merk op dat zonde en schuld worden genoemd alsof ze hetzelfde zijn. Volgens de wet wordt alle zonde gerekend als schuld die terugbetaald moet worden aan de slachtoffers. De wet van God veroordeelt niemand naar de gevangenis, maar de straf bestaat uit het terugbetalen van de schuld. Daarom zette Jezus dit principe uiteen in Matteüs 6:14 en 15.
14 Want als jullie anderen hun misstappen vergeven, zal jullie hemelse Vader ook jullie vergeven. 15 Maar als je anderen niet vergeeft, zal jullie Vader jullie je misstappen evenmin vergeven.
Jezus had het hier niet over onze rechtvaardiging, want die wordt toegeschreven aan Paasniveau christenen. Hij sprak over het Jubeljaarprincipe, dat duidt op het laatste niveau van heiliging die wordt verkregen door het Loofhuttenfeest. Hij wijst ons op het verschil tussen een christen en een overwinnaar. Degenen die niet volgens het principe van het Jubeljaar leven – degenen die niet leren vergeven – zullen verantwoordelijk worden gehouden voor hun eigen zonden op een vergelijkbaar oordeel als bij de Grote Witte Troon. Ze zullen gered worden, maar door het vuur heen, want God zal hen verantwoordelijk stellen zoals zij anderen verantwoordelijk stelden. God oordeelt hen op hun eigen manier.
Een andere heldere illustratie van het Jubeljaarprincipe kunnen we vinden in Matteüs 18. Hier vinden we een man die voor tienduizend talenten in het rood stond. Hij vroeg aan zijn schuldeiser voor meer tijd om zijn schuld af te betalen. De schuldeiser, die God vertegenwoordigd in de gelijkenis, schonk de man een volledige dosis genade door de hele schuld door te vingers te zien. Dit gaat over christenen die tot God roepen om genade om hun zonden te bedekken.
Desondanks weigert de man (de ex-schuldenaar) daarna om de schuld te vergeven van een ander die bij hem, voor een veel kleiner bedrag, in het rood stond. De uitleg van deze gelijkenis kunnen we vinden in Matteüs 18:31–35.
31 Toen de andere dienaren begrepen wat er gebeurd was, waren ze zeer ontdaan, en gingen ze naar hun heer om hem alles te vertellen. 32 Daarop liet zijn heer hem bij zich roepen en hij zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar. Heel die schuld heb ik je kwijtgescholden, omdat je me erom smeekte. 33 Dan had jij toch zeker ook medelijden moeten hebben met die andere dienaar, zoals ik medelijden heb gehad met jou?” 34 En zijn heer was zo kwaad dat hij hem in handen van de gerechtsbeulen (basanistes, ‘gevangenbewaarders’) gaf tot hij de hele schuld zou hebben terugbetaald. 35 Zo zal mijn hemelse Vader ook ieder van jullie behandelen die zijn broeder of zuster niet van harte vergeeft.’
Velen hebben gedacht dat deze gelijkenis duidt op het gegeven dat christenen hun redding kunnen verliezen als ze hun broeder of zuster niet vergeven. Maar in feite betekent het dat ze hun Jubeljaar kunnen verliezen en zodoende gediskwalificeerd worden voor een Loofhuttenredding. Zij kunnen hun deel in de eerste opstanding verliezen, maar niet hun rechtvaardiging of hun redding op Paasniveau.
De verkeerde interpretatie van deze gelijkenis heeft de afgelopen eeuwen voor veel misverstanden en veel hartpijnen gezorgd onder christenen. De vroege christelijke Kerk constateerde dit probleem al snel – met enorme gevolgen. De Grieken waren gericht op het ideaal, de perfecte mens. Zij wezen Jezus aan als hun Voorbeeld van volmaaktheid. En desondanks verkondigde zij de leer over een zondeloos bestaan op een manier waardoor de mens verantwoordelijk is voor zijn eigen keuze, en zijn werken, om tot dit bestaan te komen.
Al snel werd het idee van redding door geloof vervangen door redding door werken. Maar toen dit gekoppeld werd aan de leer over de slechte natuur van de mens bleef er voor christenen niks anders over dan ontmoediging en futiliteit (onbenulligheid). Het was zo goed als onmogelijk voor de werkende mens om volmaaktheid te bereiken. Er waren enkelingen die uit de gemeenschap stapte om kluizenaar of monnik te worden, om zodoende de droom van volmaaktheid te achtervolgen. Er waren werkelijk duizenden mensen die in de woestijn van Egypte en Syrië leefden, die wanhopig hun vlees proberen te straffen om zo tot volledige ‘heiligheid’ te komen.
De mensheid deed er niet lang over om erachter te komen dat er veel meer dan nodig was, naast zelfdiscipline, om volmaaktheid te bereiken. Met als gevolg dat de gewone christen het op gaf. Hij richtte zich op het doel om redding te verkrijgen door de vuurpoel (zuivering). Daarom schrijft de historicus Peter Brown op pagina 249 van zijn boek Augustinus van Hippo het volgende,
Een maatschappij dat alleen maar tegen heiligen opkijkt kan zeer demoraliserend zijn voor de gewone zondaar. De tendens was het creëren van een plaatsvervangende heiligheid, door een herkenbare kaste van ‘heilige’ mannen en vrouwen samen te laten leven. Zij leefden volgens bovenmenselijke eisen om zich hierdoor veilig te wanen door hun levensstijl te vergelijken met de levensstijl van ‘wereldse’ mensen.
Het statement hierboven heeft enig uitleg nodig. Hij zegt dat de ‘heilige’ mannen en vrouwen van de vroege Kerk vastbesloten waren om naar volmaaktheid te streven om zodoende de eerste opstanding te beërven. Maar in hun ijver werden zij kluizenaren in de woestijn of bergen, of monniken en nonnen, die leefden in een besloten gemeenschap in de woestijn.
Deze ‘heiligen’ aten maar net genoeg om in leven te blijven. Ze bezaten slechts één paar kleren en ze sliepen op de grond zonder dekens. Ze gaven al hun geld en bezit aan de armen. Grotendeels leefden zij in absolute stilte, zelfs als ze in een gemeenschap woonden. Ze verbouwden hun eigen groenten, die ze vervolgens rauw aten. En ze maakten maar net genoeg manden om hun andere behoeften te onderhouden. Maar het grootste deel van hun tijd brachten ze door in gebed en overpeinzingen over God.
Dit is zeker niet verkeerd om te doen. Deze mensen vielen bijzonder op door hun wijsheid en kennis van God. Velen hadden de gave tot genezing en deden wonderen en profeteerden. Maar ik zie niet in dat je hen zou kunnen overwinnen als je zou ontsnappen aan de wereldse verleidingen. Een leger overwint zijn vijand niet door te vluchten. Volgens mij is het belangrijker om, naast tijd met God door te brengen, de kennis die je opdoet in de ‘stille tijd’ verkondigd in de wereld.
Jezus bracht 40 dagen door in de woestijn om vervolgens terug te keren om het Koninkrijk van God te verkondigen. Paulus bracht 3 jaar door in de woestijn om vervolgens terug te keren en zijn openbaringen over God aan de wereld te vertellen. Hoeveel Grieken en Romeinen hadden tot geloof in Christus kunnen komen als al die kluizenaren en monniken terug waren gekeerd uit de woestijn om hun kennis met hen te delen.
Niet iedereen kon zomaar alles achter laten om voor de rest van hun leven in de woestijn God te gaan zoeken. Daarom dat de gewone christen de tendens had om zichzelf een ‘zelfopgelegde’ heiligheid aan te meten – hiermee bewees de super spirituele kaste de geldigheid van het christendom, maar aan de andere kant maakte deze levensstijl het de gewone christen onmogelijk om een overwinnaar te worden.
In hun geloof in Christus waren deze christenen erg jaloers op de ‘heiligen’, maar ook werden ze erdoor gedemoraliseerd en gedemotiveerd. Als je niet de woestijn in ging voor tenminste 60 jaar dachten de meesten dat je sowieso gezuiverd moest worden door het vuur. Dus als de verleidingen om de hoek kwamen maakten deze ook niet meer uit, ze moesten toch gezuiverd worden. En stukje bij beetje werd de Kerk een noodzakelijk, maar betekenisloos deel van hun leven.
Zo moeten wij niet leven. Kijk naar het voorbeeld van Petrus toen hij over het water liep naar Jezus. Hij was verre van volmaakt, maar zolang hij op Jezus zag hadden zijn voeten een vaste grond. Toen hij echter om zich heen keek en de wind en de golven opmerkte sloeg de angst hem om het hart. Toen begon hij te zinken.
Ons pad begint met de Geest. Zijn genade was een gratis gift en heeft niks met onze daden (werken) te maken. We stapten uit de boot door geloof. Maar dan worden we ons bewust van de winden op aarde en de verleidingen van ons vlees, en opeens worden we bang voor hen. Die angst laat ons geloof verdwijnen en we dreigen te zinken. We moeten blijven zien op Jezus. Als we naar Hem zien en als we Zijn stem volgen zullen we de winden en de golven overwinnen. Dit gebeurt niet eens bewust, maar meer als bijzaak van het leven.
Als we simpelweg Zijn stem volgen zoals Petrus had moeten doen, dan zal Hij ons leiden door verschillende omstandigheden in ons leven met het doel om ons hart te zuiveren. Hij zal ons leiden door het vuur, en niet om ons te verteren, maar om ons alles te laten overwinnen door liefde.
Ik ben erachter dat als ik streef naar volmaaktheid in mijn vlees, ik altijd tekort schiet. Maar als ik simpelweg Hem volg in gehoorzaamheid en in alles wat ik mee maak Zijn liefdevolle hand zie, en Hem in alles dank (1 Tes. 5:18), en mij altijd in Hem verheug (Fil. 4:4), wetende dat alles bijdraagt aan het goede (Rom. 8:28) – als ik deze houding ten opzichte van God heb en ook dit geloof in God heb zal Hij me vernieuwen en mijn hart zuiveren op een manier waarop ik dit nooit zou kunnen.
We hebben al aangetoond dat het verbond met Abraham belangrijker is dan het verbond met Mozes. In essentie belooft het verbond met Abraham redding voor zijn nageslacht, en door hem aan ‘alle volken op aarde’. Dit verbond riep altijd twee vragen op: (1) OF er werkelijk redding werd geschonken, en (2) voor HOEVEEL begunstigden dit geldt?
Het verbond met Mozes wat God 430 jaar later met Israël maakte (Gal. 3:17) heeft niet de wettige macht om het verbond met Abraham teniet te doen, hoewel het wel lijkt of het in tegenspraak is met dat verbond. Mozes, als afstammeling van vader Abraham, moet rekenschap afleggen aan de ouderen. Daarom heeft het verbond met Mozes, met al zijn gelimiteerde zegenen van gehoorzaamheid, alleen maar de macht om het onvermijdelijke te VERTRAGEN. En ook, zoals we eerder beschreven, is het verbond met Abraham eerder opgesteld, waardoor Abraham de rechten heeft over alles wat begrensd wordt door het verbond met Mozes.
Gods doel met het aangaan van het verbond met Mozes was om ons een toezichthouder te geven (Gal. 3:24), zodat de erfgenamen (van redding) gehoorzaamheid en rechtvaardigheid konden leren alvorens ze hun belofte konden verkrijgen. Simpelweg betekent het dat God ons ‘eerst wil opvoeden tot volwassenheid’. Toch is het gezag van het verbond met Mozes aan TIJD gebonden. Het kan nooit het ‘OF’ en het ‘HOEVEEL’, dat onder Abraham is beloofd, teniet doen. Mozes heeft alleen de autoriteit over het ‘WANNEER’.
Dit wordt goed geïllustreerd door de ervaringen met Israël. Onder Mozes beloofden ze God te gehoorzamen met de volgende eed uit Exodus 19:8: ‘We zullen alles doen wat de HEER heeft gezegd.’ Hun geloof was oprecht, maar bleek niets meer te zijn dan gebakken lucht. God testte hun geloof tien maal, en elke keer faalden ze, met als gevolg dat ze weigerden het land Kanaän in te gaan. Vervolgens stierven ze in de woestijn zonder hun belofte in ontvangst te nemen.
Gelukkig echter, kon hun gebrek aan geloof de te verkrijgen genade voor Israël slechts VERTRAGEN (het ingaan van het Beloofde Land), want de volgende generatie ging het land in onder Jozua. We weten dat God individuen op dezelfde manier behandelt als naties. En daarom zeggen wij in vol vertrouwen dat als mensen geen geloof in God hebben in dit tijdperk, God er dan zelf voor zal zorgen dat ze tot inkeer komen door het oordeel van herstel.
We hebben ook al aangetoond dat God een verbond sluit met ‘al het vlees’, dat volgens Paulus terug gaat tot Adam. (Genesis 9, Romeinen 5 en 1 Korintiërs 15). Het komt door de genade die Hij schenkt aan de hele schepping, want Jezus is gezonden om Redder te worden van de hele wereld (1 Joh. 2:2). Toch vereist Hij nog steeds dat wij toenadering zoeken tot Abrahams boezem door de deur van geloof. We zijn gered door genade, maar dit geschied door geloof.
Alleen door dit principe te begrijpen kunnen we de echte relatie tussen genade en geloof bevatten, omdat ze samen bijdragen tot onze redding.
Paulus zegt ons in Efeziërs 2:8,
8 Door zijn genade bent u nu immers gered, dankzij uw geloof. Maar dat dankt u niet aan uzelf; het is een geschenk van God 9 en geen gevolg van uw daden, dus niemand kan zich erop laten voorstaan.
Genade is bewerkstelligd door Gods verbond met Abraham, hoewel we ons moeten haasten om te bevatten dat dit niet van kracht kon gaan tot de dood van de Testateur, Jezus. (Dus zegt Johannes ons dat genade ons toekomt door geloof in Jezus Christus – Johannes 1:17.)
Genade is een gave van een soevereine God. Hierdoor is genade onweerstaanbaar, omdat het niet van oorsprong door mensen is bedacht. Ook ligt het niet aan de basis van het vlees of de wil van de mens. Het mag dan worden vertraagd door het verbond met Mozes, maar God heeft zich door Abraham onvoorwaardelijk vijfvoudig verbonden door een bloedverbond om de gehele mensheid te verlossen (te redden). De vraag blijft alleen wanneer en op wat voor manier en door welke oordelen (indien van toepassing) zal de mensheid opstaan uit de dood.
Genade schenkt God aan mensen die het niet verdienen, op basis van Gods liefde voor hen. Hij doet dit volgens Zijn eigen recht en volgens Zijn eigen wil en het heeft niets te maken met de wil van de mens. Op deze manier heeft genade iets weg van verkiezing, hoewel deze verkiezing te maken heeft met de WIJZE waarop mensen hun erfenis zullen verkrijgen. En de verkiezing heeft te maken met welke autoriteit ze wordt toebedeeld in het Koninkrijk. Maar de mens wordt niet ‘verkozen’ of ‘uitverkoren’ om wel of niet gered te worden. De ‘uitverkorenen’ zijn degenen die God in zijn soevereiniteit verkiest om als EERSTE te redden. Hij stelt Zijn regering samen als voorbereiding voor het Koninkrijk van Zijn Kerk. Daarom lezen wij in Openbaringen 20:4–6 dat deze ambtenaren van de goddelijke overheid als eerste zullen opstaan uit de dood.
Het niet begrijpen van deze openbaring heeft de afgelopen eeuwen voor behoorlijk wat wrijving gezorgd tussen verschillende leerscholen. Degenen die in het verleden Gods soevereiniteit hebben begrepen (voorbestemming en verkiezing) hebben dit voornamelijk in een slecht daglicht gesteld door doelbewust te onderwijzen dat God ervoor kiest om 99% van de mensheid NIET te verlossen, maar dat Hij ervoor kiest om hen voor eeuwig te martelen! Het is nog een wonder dat enkelingen deze theorie van onrecht slikken. Dit heeft de leer over uitverkiezing en voorbestemming geen goed gedaan.
Enkele jaren geleden heeft een erg bekende theoloog beleden dat hij de voorbestemming en uitverkiezing niet kon geloven omdat Gods rechtvaardigheid dan zou eisen dat Hij het hele universum met Zichzelf zou verzoenen! Zijn analyse klopte helemaal, maar hij koos ervoor om de martelleer (de hel) aan te hangen in plaats van de Bijbelse waarheid.
Maar wij moeten op z’n minst deze theoloog toch krediet geven voor zijn consistentie in tegenstelling tot bijvoorbeeld Johannes Calvijn. Calvijn dacht dat God slechts enkelingen had voorbestemd om te redden en dat Hij de rest van de mensheid had uitverkoren om te verdoemen. Hij was inconsistent op de manier dat hij Gods soevereiniteit beaamde en dat God genade schenkt, maar hij onderwees hierin op een manier dat hij God afschilderde als een onrechtvaardige tiran die mensen oordeelt op basis van wetten die niet zijn opgesteld onder Mozes. Om Gods gedachtegang te begrijpen moeten we zowel Zijn soevereiniteit als Zijn absolute rechtvaardigheid begrijpen.
Aan het einde der tijden worden we uiteindelijk niet gered door ons geloof, maar door genade. Dus genade is de basis van onze redding. De werken vloeien hier uit voort, en hier tussen bevind zich een enorme diepte. Maar aan de andere kant is geloof de brug tussen genade en onze werken. Omdat God belooft ons allemaal in het Beloofde Land te brengen zal Hij, als een Goede Herder, ons allemaal leiden uit ons land van onze eigen werken, dit doet Hij via de brug van geloof. Genade voor iedereen is het uiteindelijke doel van de geschiedenis. En geloof is de smalle brug die ons brengt naar dat uiteindelijke doel.
In het verhaal van Abraham kunnen we zien dat er eerst sprake van genade was – dit was Gods belofte. Hierna komt Abrahams vertrouwen in God, want we lezen dat hij ‘in God geloofde’. Dit staat in contrast met het verbond met Mozes, waar God van Israël eiste dat ze Hem als Leider zouden geloven dat Hij als God van het Universum bij machte was om hen naar het Beloofde Land te leiden. Hierna volgden de werken, hun gehoorzaamheid die voorvloeide uit hun geloof.
Bij Abraham was er eerst genade en vervolgens geloof
Bij Mozes was er eerst geloof en vervolgens hun werken (hun gehoorzaamheid).
Het interessante van geloof is dat het zowel Gods soevereine genade als de werken van de mens karakteriseert. In ons eerder aangehaalde Schriftgedeelte beschrijft Paulus Gods soevereine genade door te zeggen in Efeziërs:
8 Door zijn genade bent u nu immers gered, dankzij uw geloof. Maar dat dankt u niet aan uzelf; het is een geschenk van God 9 en geen gevolg van uw daden, dus niemand kan zich erop laten voorstaan.
Oftewel, geloof is een geschenk van God en komt niet voort uit de wil van de mens. En tegelijkertijd moet God het geloof in ons hart planten door Zijn woord of stem, want het geloof komt tot ons door te luisteren (Romeinen 10:17).
Geloof vraagt om beantwoord te worden, een beslissing om God te volgen, wat door de wil van de mens moet worden geuit, net zoals Mozes het volk om een beslissing vroeg. Dus het geloof is het meest heilige gedeelte van het verbond met Mozes en is hiermee in essentie de bron voor al onze werken uit gehoorzaamheid. Het is de eerste daad van gehoorzaamheid in een geloofsleven die we, zoals het oude Israël, behoren te doen in onze reis naar onze beloofde erfenis.
Dus geloof is de brug tussen genade en werken. Abraham begint met genade en leidt ons tot het geloof; Mozes begint met geloof en leidt ons tot een leven van gehoorzaamheid. Paulus gebruikt een unieke Griekse term in Romeinen 1:5 om dit uit te drukken. Letterlijk staat er ‘geloofsgehoorzaamheid’. Het woord ‘gehoorzaamheid’ komt van het Griekse woord hupakoe, wat letterlijk ‘door te horen’ betekent. En in feite betekent zowel in het Hebreeuws als in het Grieks het woord ‘beamen’ hetzelfde als ‘horen’. Te horen is het beamen. Zonder gehoorzaamheid is er geen waarlijk luisteren.
Net zoals Abraham Gods genadegeschenk aan ons onthult, zo leert Mozes ons een leven van geloofsgehoorzaamheid.
Door het zien op de omwandelingen van Israël onder Mozes zien we de manier waarop God ons eveneens door ons geloof tot volmaaktheid leidt. Het is een leven waarin Gods
stem gehoord wordt. Dat is de enige manier om te groeien in ons geloof. Telkens als wij Zijn stem horen en hier naar luisteren, of wij dit nu begrijpen of niet, komen wij een stap dichter bij de volwassenheid en de genade, oftewel het Beloofde Land. De reis begint met het geloof in God door God te volgen uit ‘Egypte’ en het eindigt met een laatste geloofsdaad door Kanaän in te gaan. Tussen dit begin en einde krijgen wij verleidingen en worden wij getest om zodoende Gods stem te horen in ons leven en om deze stem ook te gehoorzamen, geleidt door de Geest.
We weten dat er in de afgelopen millennia veel mensen hebben geleefd en zijn gestorven zonder te beginnen aan de reis naar het Beloofde Land. Ook hebben velen nooit van Jezus gehoord en hebben ze hierdoor nooit geloofd dat Hij aan het kruis is gestorven voor ons. Ze hebben niet de mogelijkheid gehad om Zijn stem in hun leven te horen. Anderen hebben deze mogelijkheden wel gehad, maar hebben er voor gekozen om Hem te verwerpen, net zoals de Schriftgeleerden en Farizeeërs dit deden in de tijd van Jezus. Zij zullen allemaal worden geoordeeld door de goddelijke wet, met als doel dat zij alsnog rechtvaardigheid zullen leren.
En dan aan het einde van het Tijdperk der Tijdperken, wanneer de zondaren zijn onderwezen en gezuiverd door het Goddelijke Vuur en ze weten wat rechtvaardigheid is (Jesaja 26:9), wanneer de Goede Herder hen, door Zijn liefde, verzameld heeft om ze de brug van geloof te laten oversteken, dan zullen ook zij delen in de onafbreekbare staat van Gods volheid, waardoor God alles in allen zal zijn (1 Kor. 15:28, SV).
Wat heeft God toch een fantastisch plan met Zijn schepping. Elke dag verwonder ik me weer over Zijn wijsheid. Ik verheug me in Zijn liefde van Zijn zuiverende oordelen. Vol ontzag overdenk ik Zijn kennis om zo’n geweldig plan op te stellen vanaf het begin van Zijn schepping. En ik prijs Hem in Zijn macht om het plan ten uitvoer te brengen tot in elke detail. Romeinen 11:32–36.
32 Want God heeft IEDER MENS uitgeleverd (sugkleio, ‘opgesloten’) aan de ongehoorzaamheid, opdat hij voor IEDER MENS barmhartig kan zijn. 33 Hoe onuitputtelijk zijn Gods rijkdom, wijsheid en kennis, hoe ondoorgrondelijk zijn oordelen en hoe onbegrijpelijk zijn wegen. 34 ‘Wie kent de gedachten van de Heer, wie was ooit zijn raadsman? 35 Wie heeft hem iets gegeven dat door hem moest worden terugbetaald?’ 36 ALLES is uit hem ontstaan, ALLES is door hem geschapen, ALLES heeft in hem zijn doel. Hem komt de eer toe tot in eeuwigheid. Amen.