You successfully added to your cart! You can either continue shopping, or checkout now if you'd like.
Note: If you'd like to continue shopping, you can always access your cart from the icon at the upper-right of every page.
Dit boek behandelt de soevereiniteit van God en het herstel van alle dingen, wat Gods algemene doel in de geschiedenis is. Het geeft ook weinig bekende kerkgeschiedenis die laat zien hoe deze essentiƫle leringen in de vijfde eeuw verloren gingen. Het verklaart de drie opstandingen van gerst-, tarwe- en druivenbedrijven in een algemeen overzicht.
Category - Long Book
Toen Israel uit Egypte vertrok vertelde God hen dat zij hun (hoofd)ervaringen in bepaalde ceremonies moesten herdenken tijdens vakantiedagen. De drie grote vieringen waren Pasen, Pinksteren en Loofhutten. Zij staan ook bekend als het feest van het Ongedesemde brood, het Oogstfeest (of Wekenfeest) en het Inzamelingsfeest. De basisinstructies van God staan geschreven in Exodus 23:14–17.
14 Driemaal per jaar moeten jullie ter ere van mij feestvieren. 15 In de maand abib, de maand waarin jullie uit Egypte weggetrokken zijn, moet je op de daarvoor vastgestelde dagen het feest van het Ongedesemde brood vieren. Eet dan zeven dagen lang ongedesemd brood, zoals ik je heb opgedragen. Niemand mag dan met lege handen voor mij verschijnen. 16 Verder moeten jullie het Oogstfeest vieren, het feest van de eerste opbrengst van wat je op de akker gezaaid hebt, en tot slot, wanneer aan het eind van het jaar de hele oogst is binnengehaald, het Inzamelingsfeest. 17 Driemaal per jaar dus moeten alle mannen voor de Machtige, de HEER, verschijnen.
Als eerste wordt Pasen en de zeven dagen van Ongezuurde Broden gevierd. Hierbij wordt de dag herdacht waarbij het volk Israel onder leiding van Mozes Egypte verliet en op weg ging naar het Beloofde Land. Het tweede feest is Pinksteren, of Oogstfeest, waarbij teruggedacht wordt aan de Wet van God die gegeven werd op de berg Sinai, de dag waar het vuur van God neerkwam op de berg en God heel het volk toesprak. Bij het derde feest, Loofhutten, of Inzamelfeest, worden twee dingen herdacht: (1) de bouw van de tabernakel (loofhut) in de woestijn; en (2) de keer dat Israel de Jordaan zou moeten doorkruisen, het Beloofde Land in.
Deze ervaringen zijn opgesteld om bepaalde sleutelervaringen over het leven van het volk te herinneren. Maar ze hebben ook andere niveaus van betekenis. Persoonlijk gezien betekent Pasen de Rechtvaardiging van het leven in zonde (‘Egypte'). Pinksteren betekent onze Wijding door vervuld te worden met de Heilige Geest. Loofhutten betekent onze Verheerlijking met de ‘afkoop van ons lichaam' (Romeinen 8:23 à En dat niet alleen, ook wijzelf, die als voorschot de Geest hebben ontvangen, ook wij zuchten in onszelf in afwachting van de openbaring dat we kinderen van God zijn, de verlossing van ons sterfelijk bestaan), als we het Beloofde Land zullen beërven.
Een bepaalde oogst wordt geassocieerd met elk van deze drie feesten. Pasen wordt geassocieerd met de oogst van gerst; Pinksteren wordt geassocieerd met de oogst van tarwe; en Loofhutten wordt geassocieerd met de druivenoogst. Omdat dit bij weinigen bekend is begrijpen velen de uitleg van Paulus over de drie oogsten niet.
In Palestina rijpte tarwe het eerste in de lente van een jaar. Als de mensen naar Jeruzalem kwamen om Pasen te vieren, bracht ieder een handvol gerijpte gerst mee om dit aan God op te dragen als eersteling van de oogst. Op de zondag na Pasen nam de priester een gedeelte van de gerst en zwaaide dit op en neer voor God (Leviticus 23:10 – 14). De New American Standard Bible (NASV) heeft de volgende voetnoot bij deze passage:
‘Het feest van de eerstelingen bevatte het presenteren van een schoof aan God (letterlijk, een Omer)… de eerstelingen symboliseerden de wijding van de gehele oogst aan God en was een voorschot, of belofte, van de gehele oogst die nog binnen gehaald moest worden.’
Alleen gerst kon hiervoor gebruikt worden omdat de tarwe nog niet gerijpt was in dat werelddeel.
Er is een verhaal in het Oude Testament dat dit laat zien. Denk aan de tijd van Mozes waarbij God tien plagen over Egypte liet komen voordat Farao het volk liet gaan. Israel vertrok uiteindelijk de dag na de laatste plaag en dit werd gevierd als het Paasfeest. De zevende plaag die Egypte kort voor Pasen zou treffen was hagel. De Bijbel vertelt dat de hagel de gerst vernietigde omdat dit al in de aar stond (gerijpt was), maar de tarwe werd niet vernield omdat dit nog niet gerijpt was. Exodus 9: 31 en 32 zegt,
31 Het vlas en de gerst waren kapotgeslagen, want de gerst stond al in de aar en het vlas in de knop. 32 Maar de tarwe en de spelt werden niet vernield, want die rijpen later.
Een voetnoot in de NASV geeft als commentaar hierop:
‘De tarwe en spelt (een mindere tarwesoort) werden niet gehavend op dat moment omdat ze ongeveer een maand later rijpen.'
We zien dus dat de tarwe een maand later rijpt, ongeveer rond Pinksteren. Net zoals gerst op de eerste dag van de week aan God werd geofferd, werd tarwe zeven weken later geofferd met Pinksteren. Dit wordt duidelijk gemaakt in Exodus 34:22 waar staat,
22 Vier het Wekenfeest wanneer je de eerste opbrengst van de tarweoogst binnenhaalt, en het Inzamelingsfeest wanneer het jaar ten einde loopt.
De druiven rijpte aan het eind van het seizoen, aan het einde van de zomer. De druiven werden geoogst en gegooid in de wijnpers om vertreden te worden, en de sap werd verzameld. Op elk van de zeven dagen van Loofhutten werd er een kruik met druivensap van de oogst voor God uitgeschonken als drankoffer in de tempel (Leviticus 23:27 à ‘Neem dit in acht: De tiende dag van de zevende maand is het Grote Verzoendag, een dag die jullie als heilige dag samen moeten vieren. Jullie moeten die dag in onthouding doorbrengen en de HEER een offergave aanbieden).
Hierdoor zien we dus dat er drie hoofdfeesten waren in Israel: Pasen, Pinksteren en Loofhutten. Bij elk feest hoorde een tempelceremonie, waarbij een verschillend oogstproduct nodig was: gerst, tarwe en druiven. De eerste twee zijn graansoorten; de laatste is een fruitsoort. Dit zijn de oogstfeesten op drie tijden in het jaar waarbij alle mannen stonden voor de aanwezigheid (het gezicht) van God. Deze feesten zijn profetisch voor de ‘oogst van zielen', waar het goddelijk bevel uitgaat naar de mensheid om voor God te verschijnen.
Als we in de Bijbel de passages bestuderen waar gerst word aangehaald vinden we veel waardevolle informatie over de eerste opstanding en het wezen van degenen die hiervoor geroepen worden. Het feit dat gerst vroeg rijpt vertelt ons dat de ‘gerst eerstelingen' de eerste mensen zijn die geestelijk rijpen om zo de vruchten voort te brengen die nodig zijn voor het koninkrijk van God. Gerst overleeft ook droogte, hitte en kou veel beter dan tarwe.
Als voorbeeld in het verhaal van Elisa, tijdens een droogte, bracht een man hem de eerstelingen van de gerst (2 Koningen 4:42 à Op een keer kwam iemand uit Baäl-Salisa Elisa opzoeken. Hij bracht twintig gerstebroden voor de godsman mee, gebakken van meel uit de nieuwe oogst, en een zakje vers graan. Elisa droeg zijn bediende op dit als maal aan de profeten voor te zetten). Dit vond rond dezelfde tijd plaats waarbij Elisa de dood in de pot overwon, wat opstanding uitbeeldde. De profeet vermenigvuldigde de gerst toen en voedde hiermee honderd man.
Een voorbeeld in het Nieuwe Testament kunnen we vinden in Johannes 6 waar Jezus vijfduizend man te eten gaf. Dit vond plaats rond Pasen (6:4) en de jongen bracht vijf gerste broden en twee vissen mee (6:7). Na het breken en vermenigvuldigen van het brood gaf Jezus de discipelen de opdracht om alle overgebleven stukken brood te verzamelen, zodat er niets verloren zou gaan. Verder in hetzelfde hoofdstuk geeft Jezus hier drie keer een verklaring voor, namelijk “maar dat ik hen allen laat opstaan op de laatste dag” (6:39, 44, 54). In andere woorden, net zoals de twaalf manden met gerst werden verzameld zodat niets verloren zou gaan, zo zal ook de gerstgemeenschap, die gebroken was om mensen te eten te geven, op de laatste dag van het huidige tijdperk opstaan. Twaalf is het Bijbelse getal van goddelijke besturing. De gerstopstandelingen zullen geroepen worden om samen met Jezus regeren.
Hoe de gerstgemeenschap zal worden geroepen kunnen we vinden bij Gideon en zijn leger. Zij werden een gerstebrood genoemd (Rechters 7:13). God is een leger van overwinnaars aan het verzamelen om samen met Hem te regeren om zodoende alle naties onder Zijn voeten te brengen. Hun wapens bestaan uit een ramshoorn (trompet) en een lege waterkruik met een fakkel erin. Gideon gaf het leger de opdracht om stil te zijn totdat de ramshoorn klonk. Daarna moesten zij de waterkruiken kapot slaan om zo de fakkel te laten (ver)schijnen.
De ramshoorn (trompet) staat voor opstanding, zoals Paulus ons vertelt dat de doden zullen opstaan bij het klinken van ‘de laatste trompet' (1 Kor. 15:52), dit is de zevende trompet. De waterkruik en de fakkel kunnen we verklaren met Paulus' woorden wanneer hij zegt dat de glorie van God voor een tijd in ons verborgen is en dat wij slechts een aarden pot zijn voor deze schat (2 Kor. 4:7). De tijd zal aanbreken wanneer de laatste trompet klinkt en onze sterfelijke lichamen, de aarden potten, zullen breken om zo het licht van de glorie van God te onthullen en te laten schijnen. Dit zal gebeuren bij de eerste opstanding.
Als we in de Bijbel de passages bestuderen waar tarwe word aangehaald gaat dit over de algemene Kerk en de manier waarop de Kerk zal opstaan en kort (snel) geoordeeld wordt bij de tweede opstanding. De eerstelingen van Pinksteren duiden op de tweede opstanding waar de Kerk zal verschijnen voor Gods aangezicht. Tarwe rijpt bij Pinksteren, zoals we al vertelden. Op die dag moest de hogepriester aan God twee in zuurdesem gebakken tarwebroden offeren. Pas wanneer God zijn gedeelte had gekregen mochten de mensen de tarwe oogsten en eten. Het Pinksterfeest richt zich op mensen die gedesemd zijn. Israel kreeg met Pinksteren de wet bij de berg Sinai. Op deze dag werden zij als koninkrijk gevormd toen God het Woord tot hen sprak. De mensen werden bang van het vuur en renden weg voor de stem van God (zie Exodus 20:18 – 20). De mensen waren gedesemd en wilden niet in het vuur van God stappen om de zuurdesem te stoppen. Hierdoor werd Pinksteren niet vervuld in de tijd van Mozes.
In het tweede hoofdstuk van Handelingen werd Pinksteren uiteindelijk wel vervuld omdat de discipelen niet wegrenden voor God, maar zij het vuur omarmden. Vervolgens bleef er een basisprobleem bestaan – het Pinkstertijdperk was nog steeds gedesemd en de Kerk in algemene zin volgden Israëls voorbeeld in de tijd van Mozes door te weigeren Gods stem te horen en door weg te rennen van Zijn vuur.
Pinksteren was niet ontworpen om perfectie, dat wil zeggen een ongedesemde staat, te bewerkstelligen. Pinksteren geeft ons alleen een ‘voorschot' van de Geest, een onderpand in plaats van de volheid.
Efeziërs 1: 13 en 14 zegt,
13 In hem hebt ook u de boodschap van de waarheid gehoord, het evangelie van uw redding, in hem bent u, door uw geloof, gemerkt met het stempel van de heilige Geest die ons beloofd is 14 als voorschot op onze erfenis, opdat allen die hij zich heeft verworven verlost zullen worden, tot eer van Gods grootheid.
Dit wordt bevestigd in 2 Korintiërs 1:22 en 5:5. De consequentie is dat we nu leven in een tijdperk van zuurdesem, een tijdperk met een imperfect koninkrijk van priesters die de volheid niet hebben om het koninkrijk tot perfectie te brengen. Als er iets is dat we geleerd hebben in het Pinkstertijdperk is het wel het feit dat we het volmaakte koninkrijk niet kunnen beërven door een voorschot van de Geest. Alleen degenen met de volheid van Zijn Geest kunnen volledig zijn belofte erven. Dit is frustrerend voor de gerstgemeenschap die natuurlijk ook in een Pinkstertijdperk leeft en naar de volheid van de Geest. Maar allen moeten ze wachten op de voorbestemde tijd. Het is een collectieve zegen dat God het aan de gehele gerst gemeenschap wil schenken. Zij moeten alleen de tijd afwachten tot iedereen van de gerstgemeenschap is geboren en tot volledige wasdom is gekomen.
Deze situatie wordt getypeerd door Kaleb en Jozua in de dagen van Israel in de woestijn. Deze twee mannen leken op de gerstgemeenschap in het midden van de tarwegemeenschap, ‘de kerk in de wildernis' (Hand. 7:38). Zij wilden de Jordaan oversteken om zo al vroeg te delen in hun erfenis, maar omdat de meerderheid van de Israëlieten weigerden om het land binnen te gaan werden Kaleb en Jozua ook weer terug in de woestijn (wildernis) gestuurd. Dit lijkt oneerlijk, maar God werkt op zowel een individueel als een gemeenschappelijk niveau. Individuen mogen in hun hart hun gersteigenschappen al vertonen, maar ze kunnen niet het Beloofde Land binnengaan tot de voorbestemde tijd aanbreekt.
In het Nieuwe Testament zien we dat hetzelfde patroon wordt herhaald. De mensen van het koninkrijk van het Nieuwe Testament dwaalden ook in hun eigen wildernis van 40 Jubeljaren (40 x 49 = 1960 jaar). Hoewel de Kalebs en de Jozua's van deze tijd het Beloofde Land al hebben gezien en ze nu verlangen om de Jordaan over te steken naar hun erfenis, moeten ze toch wachten tot de voorbestemde tijd. De meeste van deze overwinnaars zijn gestorven zonder de belofte te beërven. Toch zal God ze opwekken uit de dood bij de zevende trompet van een jaar, zodat ze hun erfenis levend kunnen binnengaan met degenen van de gerstgemeenschap die vandaag de dag leven.
Waarschijnlijk de meest significante passage uit het Oude Testament waar de tarweoogst wordt aangehaald is in het verhaal van Sauls kroning tot eerste koning van Israel (1 Sam. 9 – 12). Het volk eiste een koning voordat David was geboren, daarom gaf God hen Saul om over hen te heersen. Het koninkrijk werd dus hernieuwd (1 Sam. 11:14), maar het was een koninkrijk gemixt met zuurdesem. Saul werd gekroond op de dag van Pinksteren, want in de speech van Samuel bij de kroning zegt hij in 1 Samuel 12:17: “Het is toch de tijd van de tarweoogst?” Dit was de dag dat de twee tarwebroden werden geofferd aan God, wijzend op het begin van de tarweoogst.
Saul was voor Israel wat de Kerk is in het tijdperk van het Nieuwe Testament. Saul begon zijn taak met het doen van goede zaken, maar in het tweede jaar van zijn regering was hij ongehoorzaam aan God, met als gevolg dat hij niet meer in staat was om Israel te regeren (zie 1 Sam. 13:1, 13 en 14). Ondanks dat liet God hem nog 38½ jaar regeren.
Dit was precies hetzelfde patroon als dat van Israel onder Mozes. Denk eraan dat onder Mozes het volk ook weigerde de Jordaan over te steken in hun tweede jaar met als gevolg dat God van hen een natie maakte die doolde in de woestijn voor nog eens 38½ jaar.
In het Nieuwe Testament komt dit patroon ook weer voor. Tijdens Pinksteren had de Kerk een goede start, maar de mensen (vertegenwoordigd door hun leiders van het Sanhedrin) weigerden om God te gehoorzamen. Het keerpunt vond plaats tijdens het stenigen van Stefanus (Handelingen 7) die de rol van Kaleb en Jozua vervulde om de mensen aan te sporen om de Jordaan over te steken naar het Beloofde Land. Net zoals het volk Kaleb en Jozua bijna stenigden, zo stenigden ze Stefanus wel. Dit was de weigering in het Nieuwe Testament om de Jordaan over te steken. Dit resulteerde opnieuw in een veertig Jubeljaren omzwerving in de wildernis.
Deze vergelijking wordt gesteund door de betekenis van de naam van ‘Stefanus'. Het het Grieks betekent stephanos ‘kroon'. Daarom was de steniging van Stefanus symbolisch voor het verwerpen van de kroon des levens. Het weigeren om de Jordaan over te steken en om zo het Beloofde Land te beërven is het verwerpen van de erfenis die ons beloofd is, waar wij op hopen, namelijk de verlossing van ons lichaam (Rom. 8:23 à En dat niet alleen, ook wijzelf, die als voorschot de Geest hebben ontvangen, ook wij zuchten in onszelf in afwachting van de openbaring dat we kinderen van God zijn, de verlossing van ons sterfelijk bestaan).
Daarom is het afgelopen tijdperk de era van Sauls regering geweest. Het koninkrijk werd inderdaad gevestigd tijdens Pinksteren in het tweede hoofdstuk van Handelingen. Maar het was niet een geperfectioneerd koninkrijk, wat getypeerd word door Davids regering. Het was een imperfect koninkrijk vol met zuurdesem, zoals de geschiedenis ons leert, wat getypeerd wordt met Sauls regering in het Oude Testament. Net zoals in de tijd van Saul en David moet het volk wachten op het einde van Sauls regering voordat Davids regering kan beginnen.
Het is het tijdperk van de Kerk, de tarweoogst. Degenen van de gerstoogst, zoals Kaleb en Jozua moeten wachten tot de voltooiing van het Kerktijdperk om te kunnen delen in de erfenis van de eerste opstanding. De boodschap van Stefanus over het koninkrijk in Handelingen 7 werd verworpen toen hij de hogepriester aanspoorde om Jozua–Jezus te volgen door de Jordaan over te steken. Hierdoor werden we veroordeeld om weer in de wildernis te gaan zwerven.
Zoals we kunnen zien zit er altijd een element van oordeel in het Pinksterfeest. Het vuur dat op de berg Sinai neerdaalde was bedoeld om de mensen te zegenen met Zijn goddelijke aanwezigheid. Desondanks trokken de mensen zich terug uit angst. Ze waren bang om Zijn stem te horen, met als gevolg dat ze de goddelijke aanwezigheid niet verkregen. Het vuur van God verplaatste zich toen naar een alternatieve locatie, een uiterlijke loofhut (tabernakel) dat met handen gemaakt was. Zonder de goddelijke aanwezigheid in het volk en zonder de kwaliteit om Zijn stem in hun harten te horen verkregen ze niet het geloof dat later nodig was om de Jordaan over te steken. Hierdoor werd Pinksteren een oordeel voor hun.
Toen Saul gekroond werd op Pinksteren profeteerde Samuel onweer en regen voor die dag (1 Sam. 12:17). Regen tijdens Pinksteren was net zo onwaarschijnlijk als sneeuw in de zomer en als eer bij een dwaas (Spr. 26:1 à Zoals sneeuw niet bij de zomer past, en regen niet bij de oogst, zo past eer niet bij een dwaas). Dus het onweer en regen tijdens Pinksteren werd door het volk beschouwd als een oordeel, wat duidelijk Samuels intentie was. We lezen in 1 Sam. 12:17:
17 Het is toch de tijd van de tarweoogst? Ik zal de HEER aanroepen en hij zal het laten onweren en regenen. Dan zult u eindelijk inzien dat de HEER het volstrekt ontoelaatbaar vindt dat u om een koning hebt gevraagd.'
Aan de andere kant betekent ‘onweer en regen' ook het uitschenken van de Heilige Geest en het woord van God. Dus waar het duidt op een oordeel zit er ook een element van zegen in. Het is in feite een mix van goed en kwaad, wat duidelijk de betekenis is van de twee tarwebroden die geofferd werden aan God op Pinksteren.
Er zijn veel meer Bijbelse voorbeelden die we kunnen aantonen, maar de tijd laat dit niet toe. In plaats daarvan gaan we door met het uitleggen van de betekenis van de tarweoogst met het oog op de tweede opstanding van de Kerk. De tweede opstanding zal, uiteraard, een enorme zegen zijn voor alle gelovigen die niet op zijn gestaan bij de eerste opstanding. Niettemin zal er ook er ook een element van oordeel mee verbonden zijn, omdat alle gelovigen dan nog steeds gemixt zijn met zuurdesem. Paulus spreekt over dit oordeel in 1 Korintiërs 3: 15.
15 Wanneer het verbrandt, zal hij daarvoor de prijs betalen; hijzelf zal echter worden gered, maar door het vuur heen.
Dit gaat over mensen waarin het fundament van Jezus Christus al is gelegd. Het gaat over gelovigen. Maar omdat deze mensen een vleselijke kruising zijn tussen tarwe en zuurdesem zal hun werken worden beproefd door vuur. De goede werken (bewerkstelligd door geloof en gehoorzaamheid aan het woord van God) zullen overblijven; de rest zal worden verbrand. Het brood moet gebakken worden om het zuurdesem te stoppen. Dit is het oordeel, maar het doel van dit vuur is niet om de gelovige te vernietigen, maar om hem te zuiveren, zoals we al eerder hebben aangetoond in voorgaande hoofdstukken.
De gemeenschappelijke Kerk zal opstaan tijdens de tweede opstanding. Jezus noemt hen ‘de rechtvaardigen' die het Leven verkrijgen op hetzelfde moment dat ‘de onrechtvaardigen' geoordeeld worden aan het begin van het laatste tijdperk door de ‘vuurpoel'. In beide gevallen is het vuur dat oordeelt hetzelfde vuur dat uitgeschonken wordt tijdens Pinksteren. Gods oordeel is ontworpen om ‘Zijn dorsvloer te reinigen en Zijn tarwe (graan) in de schuur bijeenbrengen' (Mat. 3:12).
De doop van vuur op het tarwe (de Kerk) is zowel goed als slecht. Het stelt een proces van zuivering voor, wat het oordeel op de zonde is om zo elk individu te zegenen. Wanneer God iemand wil herscheppen of wil zuiveren is dit geen plezierige ervaring. Dat is geen enkel oordeel. Maar degenen die de gedachte en het doel van God erachter begrijpen zullen zich gewillig aan Zijn vuur voorleggen met de wetenschap dat Gods werk zich richt op hun welzijn.
Tot slot een Bijbelse studie over de druivenoogst, waarbij de druiven vertrapt worden in de wijnpers. Dit refereert aan het lot van de ongelovigen. De wijnpers schildert Gods wraak, oordeel en vuurpoel af.
Het doel van de graanoogst in de lente (gerst en tarwe) is om te voorzien in het brood voor Gods grote kerkgemeenschaptafel. Het doel van het Loofhuttenfeest met de viering in de wijnpers is om te voorzien in wijn voor Gods tafel. Zonder de wijn zou de tafel alleen brood hebben en zou dus incompleet zijn. God zal zijn wijn bereiden, maar dit zal geschieden door de wijnpers, wat een oordeel van God inhoudt.
God oogst Zijn gerst, tarwe en druiven op verschillende manieren, net zoals de natuur ons dit leert. Het kaf van de gerst valt er zeer gemakkelijk af, hierdoor wordt de gerst gezift. Een actie van de wind (met behulp van ventilators) is genoeg om van het kaf af te komen. Dit vertegenwoordigd de gerstgemeenschap die erg snel aan de wind van de Geest beantwoord.
Door te dorsen wordt het kaf van de tarwe verwijderd. Dit is een strengere actie, maar het werkt wel. Het is een afschildering van de Kerk die door middel van oordeel of beproeving geoogst zal worden. Het Engelse woord voor beproeving is ‘tribulation', wat weer afgeleid is van het Latijnse woord tribulum wat weer een instrument is om mee te dorsen.
Tot slot, om druivensap te verkrijgen moeten de druiven onder voeten worden betreden. Druiven hebben geen kaf, maar ze hebben wel ‘vlees' dat stevig moet worden platgedrukt om wijn te verkrijgen. Dit vertegenwoordigd de strengste vorm van oordeel voor ongelovigen. Toch verkrijgt God hierdoor de wijn voor Zijn kerkgemeenschaptafel.
De feestdagen van Israel zijn op drie niveaus profetisch. Niveau Een is het individuele en persoonlijke niveau. Bij dit niveau wordt het Paasfeest in ons vervuld door de rechtvaardiging in het bloed van het Lam. Bij Pasen slachtte het volk een lam en smeerde het bloed ervan op de deurpost en de drempel. Als Christenen weten we dat Jezus het ware Lam van God is die de symboliek en het ritueel van Pasen vervulde door Zijn kruisiging tijdens Pasen. Als we geloven in Zijn vergoten bloed worden we gerechtvaardigd door het geloof.
Het Pinksterfeest is de volgende stap in ons leven met God. Bij dit feest begint God Zijn wetten te schrijven in ons hart, want op die dag gaf God voor het eerst de Tien Geboden aan Israel in Exodus 20. Handelingen 2 beschrijft de manier hoe dit vervuld is toen de Geest op de discipelen neerdaalde in de bovenkamer, waardoor de gehele menigte Gods stem hoorde spreken in hun eigen taal. Pinksteren behandeld niet onze rechtvaardiging, maar onze heiliging (wijding). Het is het feest waarbij wij gehoorzaamheid leren en hoe we leren ons te laten leiden door de Geest tijdens onze omzwervingen in de wildernis.
Het Loofhuttenfeest is de laatste stap in ons leven met God. Bij dit feest ontvangen wij de volheid van de Geest wat ons volledig in de belofte en de ultieme omgang met Hem brengt. Dit zijn de drie basisstappen in onze geestelijke groei tot volwassenheid (rijpheid) aangezien wij in de volheid van de gestalte van Christus groeien.
Niveau Twee is een gemeenschappelijke vervulling in de Kerk, het Koninkrijk van God. Op dit niveau zien we hoe God omgaat met drie Kerken, ook wel de drie stadia van het Koninkrijk op aarde. De Kerk, of het Koninkrijk, op Paasniveau begon met Mozes tijdens het allereerste Paasfeest toen Israel Egypte verliet. Deze eerste Kerk wordt in Handelingen 7:38, ‘de kerk in de woestijn (wildernis)' genoemd. Deze Kerk van het Paastijdperk eindigde met Jezus' dood aan het kruis op Pasen zo'n 1500 jaar later. Het was een era waar de Heilige Geest wel BIJ de mensen was, maar niet IN de mensen woonde.
De tweede Kerk is de Kerk van het Pinkstertijdperk die begon zeven weken nadat Jezus was opgestaan, toen de Heilige Geest van God werd uitgestort met Pinksteren. Op deze dag vernieuwde God het Koninkrijk door het een prominentere plaats te geven met meer macht en door de Heilige Geest in mensen te laten wonen. Vanaf toen was de tempel geen uiterlijk gebouw van hout en steen meer. Nu waren de mensen zelf een tempel van God (1 Kor. 3:16 à Weet u niet dat u een tempel van God bent en dat de Geest van God in uw midden woont?).
Het Pinkstertijdperk was bedoeld voor de Kerk om Gods wet te leren en om door de stem van de Geest geleid te worden. Te vaak, echter, negeerde verschillende Kerkleiders de wet en verspeelden het recht van Christenen om zelf Gods stem te horen. Door dit te doen volgden ze Koning Sauls voorbeeld op, die klaar stond om zijn eigen zoon Jonatan te vermoorden omdat deze de zoete honing van het woord had geproefd in het heetst van de strijd. Dit verhaal kunnen we vinden in 1 Sam. 14.
29 ‘Mijn vader stort het land in het ongeluk,' zei Jonatan. ‘Kijk toch hoe helder mijn ogen weer staan nu ik wat van die honing heb geproefd.
Dit hoofdstuk is historische allegorie van de Kerk en illustreert heel goed het probleem wat vele eeuwen speelden tijdens het Pinkstertijdperk, toen de Kerk de mensen verbood de Bijbel te lezen of te luisteren naar de Gods stem die in strijd was met de gevestigde orthodoxe Kerk.
Het Koninkrijk van God in het Pinkstertijdperk bracht geen oprechtheid op aarde, dit kon ook niet, want de Kerk was slechts een voorschot van de Geest gegeven. Op zichzelf was Pinksteren het feest waar God het verplicht stelde dat de eerstelingen van de tarwe zouden worden gebakken met zuurdesem. Dit is een duidelijke les: Pinksteren kan geen perfectie brengen bij een individu en ook kan de Kerk geen oprechtheid bewerkstelligen op aarde. Die belofte komt het derde en laatste feest en Kerk of Koninkrijk toe.
Niveau Drie: De derde Kerk is de Kerk van het Loofhuttentijdperk. Aan het begin van dit tijdperk zal God Zijn Geest in al Zijn volheid uitschenken over de overwinnaars. Zij zullen met macht op aarde heersen en alle dingen onder de voeten van Jezus Christus brengen. Hun regering zal oprechtheid brengen en de volheid van waarheid op aarde. Het zal de grootste opwekking op aarde zijn die ooit zal plaatsvinden, zoals de profeten zo vaak geprofeteerd hebben. Dit tijdperk zal, mijns inziens, duizend jaar duren, naar gelang het nodig is voor het Koninkrijk van God om de gehele aarde te vullen. Habakuk 2:14 vertelt ons,
14 Maar zoals de zee vol water is, zo zal de aarde vol kennis van de grootheid van de HEER zijn.
Het water bedekt voor 100% de zee. Zo zal ook de kennis van Gods grootheid de aarde bedekken. Dit is het herstel van alle dingen. Dit is het ultieme plan van God.
Toch is dit slechts het tweede niveau van de vervulling van de feestdagen. Het hoogste niveau is het scheppingsniveau. Op dit niveau letten we op de feesten als oogstfestivals, waarbij God, op drie manieren van oogsten, zielen in Zijn ‘schuur' samenbrengt. De eerste oogst is die van de gerstgemeenschap, de overwinnaars. Dit zal geschieden tijdens de eerste opstanding, wat volgens Johannes aanvangt rond het begin van de zevenduizend jaar durende periode.
De tarweoogst, wat de gemeenschappelijke Kerk voorstelt, zal geoogst worden op het tweede voorbestemde tijdstip bij het Oordeel van de Grote Witte Troon. Dit zal plaatsvonden aan het einde van de duizend jaar, of aan het begin van de achtduizend jaar durende periode.
Op dat moment zullen de ongelovigen (de druivenoogst) vertreden worden in de wijnpers om ze zodoende te reinigen en te zuiveren, zodat ook zij geschikt zullen zijn om door de Meester gebruikt te worden. De druivenoogst zal dan geoogst worden aan het einde van de tijd bij het Jubeljaar van de Schepping. Hierover zullen we meer vertellen in het volgende hoofdstuk.
Paulus is de enige die de drie oogsten behandeld in een brief aan de Korintiërs. Dit kunnen we vinden in het gedeelte waarbij het voornamelijk draait om de opstanding, namelijk 1 Kor. 15. In de eerste 21 verzen wijst Paulus op het belang van het geloof met betrekking tot de opstanding van Jezus Christus. Hij merkt op dat als Jezus niet is opgestaan uit de dood ons geloof inhoudsloos is, want Zijn opstanding bewijst dat de Geest van God inderdaad doden kan laten opstaan. Aan dit historisch feit hangt ons geloof.
Daarna, in de verzen 22 tot 28, behandeld Paulus onze opstanding en vertelt over drie klassen van de mensheid, drie eenheden, die op verschillende manieren zullen opstaan uit de dood en op verschillende tijden. Deze drie categorieën corresponderen heel specifiek met de drie hoofdfeesten van Israel. Paulus legt dit heel duidelijk uit, zoals we zullen laten zien.
Paulus begint zijn discussie over de opstandingen met een algemene verklaring om ons te laten zien waar hij op doelt. Hij zegt in 1 Korintiërs 15:22, “Zoals wij door Adam allen sterven, zo zullen wij door Christus allen levend worden gemaakt.” Dit vertelt ons duidelijk dat de hele mensheid zal opstaan in Christus, net zoals de hele mensheid sterft in Adam. Daarna vertelt hij HOE dit zal geschieden, waardoor wij zullen zien dat niet iedereen tegelijkertijd opstaat.
23 Maar ieder op de voor hem bepaalde tijd (tagma, of eenheid): Christus als eerste (of, ‘gezalfde eerstelingen') en daarna, wanneer hij komt (parousia, ‘verschijning'), zij die hem toebehoren.
Hetzelfde gedeelte, maar nu uit de Statenvertaling,
23 Maar een iegelijk in zijn orde (tagma, of eenheid): de eersteling Christus (of, ‘gezalfde eerstelingen'), daarna die van (de) Christus zijn, in Zijn toekomst (parousia, ‘verschijning').
De meeste mensen zijn het er over eens dat Paulus hier twee verschillende opstanding behandeld. Alleen nemen de meeste mensen aan dat de eerste opstanding aan Jezus refereert, die de Christus is, de ‘Gezalfde'. Daarom wordt dit ook vaak vertaald met, “Christus al eerste” (NBV) of “de eersteling Christus” (SV). De tweede opstanding wordt dan vaak verklaard als de opstanding van alle gelovigen, waarbij er geen onderscheid wordt gemaakt tussen de overwinnaars en de algemene Kerk. Wij, aan de andere kant, hebben een goede reden om te verschillen met deze zienswijze.
Merk op dat Paulus al de opstanding van Jezus had aangehaald in zijn gedeelte over de opstanding. In vers 22 richt hij zijn aandacht op ONZE opstandingen, waarbij hij zegt dat wij allemaal levend gemaakt worden, maar iedereen naar zijn orde, of eenheid. Het Griekse woord waarmee ‘orde' vertaald wordt in de Statenvertaling is tagma, wat eigenlijk een militaire term is, waarbij het refereert aan het lichaam van soldaten. Paulus maakt hier mee duidelijk dat we zullen opstaan in drie eenheden.
De eerste eenheid is NIET ‘Christus als eerste' (NBV) of ‘de eersteling Christus' (SV) wat veel vertalers verkeerd interpreteren. Er zijn drie eenheden en Jezus is geen eenheid, maar een individu. Het zou vertaald moeten worden met ‘de gezalfde eerstelingen'. Het Griekse woord christos betekent ‘gezalfde'. Jezus is, uiteraard, DE Christus–dit is, ‘DE Gezalfde'. Maar het woordje christos refereert niet altijd aan Jezus. In feite kan het woord toegeschreven worden aan iedereen of alles wat gezalfd is.
Wanneer het woord christos achter het lidwoord ‘de' staat refereert dit doorgaans aan DE Christus–oftewel, aan Jezus, die ‘de Gezalfde' is. Daarentegen, als het woord christos word gebruikt ZONDER het lidwoord ervoor is het onbepaald voornaamwoord en kan het wijzen op mensen of voorwerpen die gezalfd en apart zijn gezet door God. Profeten, priesters en koningen worden door heel de Bijbel heen gezalfd of ‘gewijd'. De kruiken in de tempel en Jakobs kussen werden gezalfd (Gen. 28:18 à De volgende morgen vroeg zette Jakob de steen die hij als hoofdsteun had gebruikt rechtop, en wijdde hem door er olie over uit te gieten).
In 1 Kor. 15:22 wordt het een onbepaalde voornaamwoord gebruikt in de originele Griekse tekst. Paulus schrijft daar over Jezus als ‘de Christus' waardoor iedereen levend gemaakt wordt. Vervolgens wordt in vers 23 het lidwoord ‘de' gebruikt in het laatste gedeelte van het vers, maar dus niet in het eerste gedeelte. Dit impliceert dat het vers er als volgt uit zou moeten zien:
“Maar elk mens volgens zijn eigen eenheid: (1) de gezalfde eerstelingen; (2) daarna zij die de Christus toebehoren wanneer Hij komt.”
Als we eenmaal realiseren dat Paulus het thema over Israëls drie oogstfeesten gebruikte is zijn uitleg helder. Paulus refereert hier aan Pasen en Pinksteren, de oogst van gerst en tarwe. De eerste ‘eenheid' die opstaat uit de dood zijn de ‘ gerst overwinnaars'; de tweede de algemene Kerk, dit is de tarwe oogst.
Het is belangrijk om te weten dat de eerstelingen van de gerstoogst werden gezalfd (vermengd) met olie. Paulus refereert hieraan als hij ‘ gezalfde eerstlingen' zegt. Hier lezen we over in Leviticus 23:13. Verhalend over de eerstelingen van de gerst in tegenstelling tot de eerstelingen van de tarwe zegt Mozes:
13 met het bijbehorende graanoffer van twee tiende efa tarwebloem vermengd met olijfolie, als een geurige gave die de HEER behaagt, en het bijbehorende wijnoffer van een kwart hin wijn.
Daarom, als Paulus een lijst geeft van de eerste eenheid van mensen die zullen opstaan uit de dood, noemt hij hen de ‘gezalfde eerstelingen'. Hij dacht hierbij aan de eerstelingen van de gerstoogst. Zij zullen samen met Jezus heersen en regeren op aarde (Op. 5:10 à U hebt voor onze God uit hen een koninkrijk gevormd en hen tot priesters gemaakt. Zij zullen als koningen heersen op aarde; 20:6 à Gelukkig en heilig zijn zij die deelhebben aan de eerste opstanding. De tweede dood heeft geen macht over hen. Zij zullen priester van God en van de messias zijn en duizend jaar lang samen met hem heersen).
Degenen die Christus toebehoren, de algemene Kerk, zullen de tweede opstanding beërven. Deze worden afgeschilderd in de tempeldienst waar de twee tarwebroden, die aan God werden geofferd, eerst werden gebakken met zuurdesem (Lev. 23:17 à Jullie moeten dan uit je woonplaats brood meenemen om het voor de HEER omhoog te heffen: twee broden van twee tiende efa tarwebloem, met zuurdesem gebakken, als gave voor de HEER uit de eerste opbrengst van de nieuwe oogst). Waar olie duidt op de Heilige Geest, duidt zuurdesem op zonde (Exodus 12:15 à Eet dan zeven dagen lang ongedesemd brood, en verwijder meteen op de eerste dag alle zuurdesem uit jullie huizen; wie op een van die zeven dagen iets eet dat zuurdesem bevat, moet uit de gemeenschap van Israël gestoten worden; Markus 8:15 à Hij waarschuwde hen: ‘Pas op, hoed je voor de zuurdesem van de farizeeën en voor de zuurdesem van Herodes'). Dit is het voornaamste verschil tussen gerst en tarwe, het is duidelijk dat Paulus dit verschil aanhaalt in zijn discussie over de eerste twee opstandingen. Als eerste de gezalfde eerstelingen; als tweede de gedesemde gemeenschap, de algemene Kerk.
Paulus stopt niet bij de tweede eenheid van mensen die levend gemaakt worden. Hij gaat door met de derde eenheid, in feite schrijft hij hier meer over dan over de andere twee eenheden. Het is deze eenheid die de druivenoogst voorstelt aan het einde van het groeiseizoen, waarop Loofhutten is gebaseerd. Merk op hoe Paulus dit thema mengt in zijn beschrijving van de derde opstanding in 1 Korintiërs 15:24 – 28.
24 En dan komt het einde en draagt hij het koningschap over aan God, de Vader, nadat hij alle heerschappij en elke macht en kracht vernietigd heeft. 25 Want hij moet koning zijn totdat ‘God alle vijanden aan zijn voeten heeft gelegd'. 26 De laatste vijand die vernietigd wordt is de dood, 27 want er staat (in Psalm 8:7): ‘Hij heeft alles aan zijn voeten gelegd.' Wanneer er ‘alles' staat, is dat natuurlijk uitgezonderd degene (de Vader) die alles aan hem onderwerpt. 28 En op het moment dat alles aan hem onderworpen is, zal de Zoon zichzelf onderwerpen aan hem die alles aan hem onderworpen heeft, opdat God over alles en allen zal regeren.
Merk op hoe vaak Paulus zegt dat die mensen ‘onder Zijn voeten' moeten worden gelegd of moeten worden ‘onderworpen'. Ongetwijfeld had Paulus de druivenoogst in gedachte, waarbij de betreden druiven duiden op veroordeling. Dit is absoluut verenigbaar met de rest van Paulus' geschriften waarin hij onthuld hoe alle dingen (ta panta, ‘het al') zullen worden verzoend met God. Omdat verzoening wijst op vrede tussen VIJANDEN, refereert Paulus vrij duidelijk aan de rebellerende volken op aarde die de vijanden van God zijn in dit huidige tijdperk. Paulus zegt dat deze naties moeten worden onderworpen aan Christus als doel van de schepping.
En dan, als Hij al Zijn vijanden heeft geëlimineerd (door ze te veranderen in vrienden), zal Hij ten slotte de laatste vijand, de dood, vernietigen. Iemand kan alleen de dood vernietigen door het Leven te schenken. Daarom wijzen we dit aan als een opstanding. Pas als de dood zelf verbannen wordt uit het geschapen universum zal God alles in allen zijn.