You successfully added to your cart! You can either continue shopping, or checkout now if you'd like.
Note: If you'd like to continue shopping, you can always access your cart from the icon at the upper-right of every page.
Dit boek behandelt de soevereiniteit van God en het herstel van alle dingen, wat Gods algemene doel in de geschiedenis is. Het geeft ook weinig bekende kerkgeschiedenis die laat zien hoe deze essentiƫle leringen in de vijfde eeuw verloren gingen. Het verklaart de drie opstandingen van gerst-, tarwe- en druivenbedrijven in een algemeen overzicht.
Category - Long Book
In dit hoofdstuk zullen wij proberen te bewijzen uit Heilige Schrift dat de straffen van God NIET eindeloos zijn. De Nederlandse vertalingen die de term ‘eeuwig' en ‘voorgoed' (‘voor altijd') in relatie tot de goddelijke straf als het leven in het komende tijdperk gebruiken zijn eigenlijk verkeerde vertalingen van het originele Hebreeuws en Grieks. Deze vertalingen doen geen recht aan het Hebreeuwse concept van het Tijdperk van het Koninkrijk, het Messiaanse Tijdperk, of zoals het eigenlijk gewoon in de Bijbel, ‘Het Tijdperk' wordt genoemd.
Er zijn op z'n minst drie goede letterlijke vertalingen van Engelse Bijbels die een erg nauwkeurige weergave geven van het Hebreeuwse woord ‘ olam ' en het Griekse woord ‘ anion '. Twee Engelse vertaling genaamd: ‘Rotherham's The Emphasized Bible (Rotherham's Benadrukings Bijbel) en ‘Young's Literal Translation' (Young's Letterlijke Vertaling) gebruiken de termen ‘tijd-verblijvend', tijd-verdurend' en ‘tijd-verdragend', in plaats van eeuwig of eeuwigheid. De ‘Concordant Versie' geeft de voorkeur aan eonian, omdat het Engelse woord ‘eon' een ‘tijdperk' betekent. En de Engelse taal heeft eenvoudig het woord ‘eon' geleend van de Grieken. Minstens twee van deze versies zijn alreeds verkrijgbaar in de meeste Christelijke boekwinkels, dus hier zullen we geen tijd meer aan besteden.
Sommigen houden niet van de term ‘Tijdperk van het Koninkrijk', omdat het impliceert dat het Koninkrijk nu nog niet bestaat. Om deze reden geef ik de voorkeur aan het Tijdperk van Loofhutten (Loofhuttentijdperk), omdat deze term het idee van het derde stadium in ontwikkeling van het Koninkrijk benadrukt.
Wanneer onze Nederlandse versies de term ‘eeuwigheid' en/of ‘voorgoed' in het Oude Testament gebruiken komt dit oorspronkelijk van het Hebreeuwse woord ‘ olam '. Dit woord betekent ‘te verbergen, geheim houden, duister'. Het woord wordt het beste uitgedrukt met obscuriteit wat zoiets betekent als ‘een staat van onbekendheid' of ‘een staat om moeilijk te begrijpen'. In algemeen gebruik refereert het woord aan een ONBEPAALDE periode, maar NIET eeuwig. Het is eenvoudig EEN TIJDPERK. Het einde van dat tijdperk is duister en over het algemeen onbekend, maar niet eindeloos.
Als voorbeeld bid de profeet Jona in Jona 2:7 voor bevrijding uit de buik van de grote vis. Hij zegt:
7 Ik zink tot de bodem, waar de bergen oprijzen, naar het rijk dat zijn grendels voorgoed (olam) achter mij sluit. Maar u trekt mij levend uit de dood omhoog, o HEER, mijn God!
Verbleef Jona voor voorgoed in de buik van de grote vis? Blijkbaar niet, of hij zou keer op keer gerecycled vissenvoer zijn geweest. In de duisternis had hij geen notie van tijd, daarom zijn de drie dagen en nachten beschreven als zijnde olam, een onbekende hoeveelheid tijd.
Een ander voorbeeld waar olam een duidelijk gelimiteerde tijdsperiode, of tijdperk, is kunnen we vinden in Exodus 21:6 (à dan moet zijn meester hem naar het heiligdom brengen, hem tegen de deur of de deurpost zetten, en zijn oor met een priem doorboren. Hij blijft dan voorgoed zijn slaaf).
Het geeft aan dat een slaaf zijn meester ‘voorgoed' zal dienen (olam). Dit is niet voor eeuwig, maar alleen een resterend levenstijd van de slaaf. Niemand kon weten hoe lang de slaaf zou leven, daarom was de hoeveelheid tijd onbepaald, of duister.
Een erg interessant vers is Psalm 45:7. Het laat zien dat er tijd is NA olam. Dit bewijst zonder twijfel dat olam op zichzelf niet kan refereren aan eeuwigheid, omdat op het moment dat de Psalmist eeuwigheid wilde uitdrukken, hij ‘ olam va ad' of ‘het tijdperk en verder' moest zeggen.
7 Uw troon is voor eeuwig en altijd (olam va ad, ‘het tijdperk en verder'), o god, de scepter van het recht is uw koningsscepter,
Er zijn veel meer voorbeelden waar olam duidelijk een gelimiteerde tijdsperiode is, maar hier zullen we u niet onnodig mee vervelen. We zullen slechts een lijst Psalmen voorleggen met de bedoeling dat sommige lezers dit verder kunnen bestuderen: Psalm 78:66; 79:13; 86:12; 89:2; 110:4; 112:6; 115:18.
De boeken van het Nieuwe Testament zijn geschreven in het Grieks en op sommige plaatsen in het Aramees, maar dit is meteen weer vertaald door de schrijvers in het Grieks. De auteurs van het Nieuwe Testament citeren vaak verzen uit het Oude Testament. Als ze dit doen dan citeren ze gebruikelijk uit de Septuagint. Dit was de Griekse vertaling van het Oude Testament dat wijdverbreid was in de tijd van Christus en de Apostelen.
In Hebreeërs 1:8 citeert de auteur uit Psalm 45:7. In dit vers wordt olam weergegeven door het Griekse woord aion. Vergelijk ook eens Hebreeërs 5:6 en Psalm 110:4. Deze passage blijft het dichtst bij het Grieks en daarom wordt het gebruikt in de Septuagint. En daarom kunnen we met zekerheid stellen dat aion dezelfde betekenis heeft als Hebreeuwse concept van olam.
Maar hoe zit het met het Griekse woord zelf? Betekent aion ook echt tijdperk of een gelimiteerde tijdsperiode? Ja, weldegelijk. Het draagt niet echt de betekenis van obscuriteit, maar wel van tijdperk, net zoals olam.
Laat ons dit bewijzen. Een van de meest bekende passages in het Nieuwe Testament waarbij aion refereert aan een tijdperk kunnen we vinden in Matteüs 13, waar Jezus zijn eigen gelijkenissen interpreteert. Om het contrast te tonen tussen aion en kosmos beginnen we met vers 38.
38 de akker is de wereld (kosmos), het goede zaad dat zijn de kinderen van het koninkrijk; het onkruid dat zijn de kinderen van het kwaad, 39 de vijand die het zaait is de duivel, de oogst staat voor de voltooiing van deze wereld (aion) en de maaiers zijn de engelen. 40 Zoals het onkruid bijeengebonden wordt en in het vuur verbrand, zo zal het gaan bij de voltooiing van deze wereld (aion).
De Statenvertaling spreekt van ‘de voleinding der WERELD', maar de meeste letterlijk vertaalde Bijbels gebruiken een marginale verwijzing om uit te leggen dat de verzen 39 en 40 vertaald moeten worden met ‘TIJD(PERK)' in plaats van ‘wereld'. Zie bijvoorbeeld de World Englisch Bible (WEB), waarbij aion vertaald is met ‘age', oftewel ‘tijdperk'. Hoe weten we dit? Simpel, omdat het Griekse woord aion wordt gebruikt, in plaats van kosmos. Alle vertalers weten dat aion refereert aan een tijdperk. Het refereert aan een gelimiteerde periode van TIJD.
Tijdperken hebben zowel een begin als een einde. Hebreeërs 11:3 beschrijft dat tijdperken een beginpunt hebben:
3 Door geloof komen we tot het inzicht dat de wereld (aionas, ' tijdperken') door het woord van God geordend is, dat dus het zichtbare is ontstaan uit het niet-zichtbare.
De NBV vertaald aionas incorrect op dit punt. Aionas is simpelweg het Griekse meervoud van aion. Het beschrijft dat God de tijdperken heeft ‘ontworpen'; daarom hebben tijdperken een begin. Dit wordt eveneens ondersteund door Hebreeërs 1:2.
2 maar nu de tijd ten einde loopt heeft hij tot ons gesproken door zijn Zoon, die hij heeft aangewezen als enig erfgenaam en door wie hij de wereld (aionas, ' tijdperken') heeft geschapen.
We weten dan Jezus Christus (de Logos uit Joh. 1:1) inderdaad de wereld heeft geschapen, maar dit is niet hetzelfde als wat de auteur van de Hebreeërs ons vertelt. Hij vertelt ons dat Jezus de tijdperken heeft gecreëerd. Deze bestonden simpelweg nog niet voor de schepping. Dit is een geschapen ‘iets', net zoals de ruimte. Paulus haalt zelfs nog een belofte van God aan, die Hij al had gemaakt VOORDAT de tijd begon. We kunnen dit vinden in Titus 1:2.
2 die hoop geeft op het eeuwige (aionian) leven dat God, die niet liegt, vóór alle tijden heeft beloofd (pro chronon aionion, ‘voordat de tijdperken begonnen').
De NBV komt in deze passage erg dichtbij het concept van tijdperkindeling. Het verhaalt over een belofte die God heeft gemaakt vóór alle tijden, oftewel voordat de tijden (tijdperken) waren gecreëerd. Hieruit kunnen we opmaken dat God de tijd heeft geschapen en dit heeft opgedeeld in (tijd)perken.
Titus 1:2 (zie vorige tekst) verhaalt ook over Gods belofte aan ons, wat de hoop op aionian leven is. Velen nemen aan dat hiermee onsterfelijkheid wordt bedoeld en daarom wordt dit ook vaak aangeduid als ‘het eeuwige leven'. Maar strikt genomen is dit niet zo. Aionian leven is een specifieke belofte van onsterfelijkheid in HET LOOFHUTTEN TIJDPERK, dat wordt geschonken aan hen die het Leven beërven bij de eerste opstanding. Zoals we zagen in Hoofdstuk Eén zullen slechts enkele gelovigen dit Leven beërven bij de eerste opstanding; maar de meeste gelovigen zullen moeten wachten op de algemene (tweede) opstanding. Paulus refereert aan de eerste opstanding in Filippenzen 3:11–14
10 Ik wil Christus kennen en de kracht van zijn opstanding ervaren, ik wil delen in zijn lijden en aan hem gelijk worden in zijn dood, 11 in de hoop misschien ook zelf uit de dood op te staan (exanastasis). 12 Niet dat ik al zover ben en mijn doel al heb bereikt. Maar ik houd vol in de hoop eens dat te kunnen grijpen waarvoor Christus Jezus mij gegrepen heeft. 13 Broeders en zusters, ik beeld me niet in dat ik het al heb bereikt, maar één ding is zeker: ik vergeet wat achter me ligt en richt mij op wat voor me ligt. 14 Ik ga recht op mijn doel af: de hemelse prijs waartoe God mij door Christus Jezus roept.
Als Paulus zegt ‘de hemelse prijs waartoe God mij door Christus Jezus roept' doelt hij hier op het Leven dat hij wil beërven bij de eerste opstanding aan het begin van Loofhutten en NIET op de algemene opstanding aan het einde van de duizend jaar.
Hoe we dit weten? Omdat Paulus in Filippenzen 3:11 het hogere doel beschrijft, namelijk de ‘buitengewone opstanding' (exanastasis). Dit is de enige keer in het Nieuwe Testament dat Paulus ‘ ex ' toevoegt aan het begin van het gangbare woord voor opstanding (anastasis). Op deze manier uit hij het verschil van de hogere (eerste) opstanding met de algemene (tweede) opstanding.
Het Griekse woord waarmee ‘hemelse' wordt vertaald in de NBV is ano. Dit betekent hoog, opwaarts of van boven. Als het woord voor een land gebruikt wordt betekent dit het binnenland of gelegen van de kust af. Als het woord voor tijd gebruikt wordt betekent dit EERSTGENOEMDE of vroeger. Daarom, wanneer Paulus deze term gebruikt om HEMELSE (hoge) prijs te beschrijven, doet hij dit om ons duidelijk te maken dat er twee opstandingen zijn: de eerstgenoemde en de latere, of de eerste en de algemene opstanding. De prijs is om de eerstgenoemde of eerste opstanding te verkrijgen.
Door het hele Nieuwe Testament heen vinden we ontelbare referenties aan ‘het eeuwige leven'. Natuurlijk zullen we het eeuwige leven beërven, oftewel onsterfelijkheid. Maar de intentie van deze uitdrukking is om ons een betere (heerlijkere) opstanding te laten zien, waarin we het leven zullen beërven tijdens het Loofhuttentijdperk VOORAFGAAND AAN de tijd van de nieuwe hemel en nieuwe aarde.
We moeten de Schrift begrijpen door Hebreeuwse ogen en niet door onze moderne Nederlandse ogen. Volgens het Hebreeuwse concept geloofde men dat we zouden opstaan aan het begin van het Loofhuttentijdperk. De Messias zou komen om het Koninkrijk te regeren en Zijn volk zou met Hem regeren. In andere woorden zouden zij het aionian leven verkrijgen, oftewel de onsterfelijkheid tijdens het Loofhuttentijdperk.
Ik heb geen bewijs kunnen vinden dat de profeten in het Oude Testament heel duidelijk van meer dan één opstanding af wisten, net zoveel als ze wisten van een Pinkstertijdperk vóór het Loofhuttentijdperk. Dit werd pas onthult in de tijd van Jezus en Zijn Apostelen. En toen ze dit onthulden werd het duidelijk (zoals we zagen in Hoofdstuk Eén) dat degenen die delen in deze hoge (hemelse) prijs al 1000 jaar eerder het leven beërven vóór de rest van de gelovigen.
Derhalve vinden we verwijzingen zoals in Luk. 12:46 waar wordt onderwezen dat de gelovigen (dienaren) die niet uitzien naar Zijn komst ‘het eeuwige leven' niet zullen beërven. Eigenlijk wordt er gezegd dat deze mensen niet zullen delen in de eerste opstanding. Zij verkrijgen niet het voorrecht om onsterfelijk en corruptieloos met Christus te regeren in het Loofhuttentijdperk. En zo worden wij overal aangemaand om te streven om het aionian leven te beërven, wat de echte hemelse prijs is (Filippenzen 3:14).
In Luk. 1:33 lezen we ‘DAT aan zijn koningschap GEEN EINDE zal komen'. Als Lukas hier de term aionian had gebruikt zou dit incorrect zijn. De dingen VAN het koninkrijk zullen werkelijk eeuwig (voor altijd) zijn, in plaats van tijdperkgebonden. Maar Jezus' heerschappij duurt slechts totdat alle vijanden zijn onderworpen, inclusief de dood (1 Kor. 15:25–28). Vanaf dat ogenblik zal het koninkrijk worden overgedragen aan de Vader en zal het perfecte universum overgaan in een tijdloze dimensie waar we nog erg weinig van af weten.
In Hebreeërs 7:16 refereert de schrijver aan Jezus' komst ‘door de kracht van zijn onvergankelijk leven'. Het Griekse woord dat vertaald wordt met ‘onvergankelijk' is akatalutos, wat eigenlijk ‘onverbrekelijk' betekent, oftewel niet onderworpen aan vernietiging. De NBG-vertaling uit 1951 vertaalt het met ‘onvernietigbaar', wat ook erg accuraat is. Hij zou het bij het verkeerde eind hebben als hij had gezegd dat Jezus alleen aionian leven zou hebben. Daarom kiest hij zijn woorden zorgvuldig.
In 1 Timoteüs 1:17 wordt ons gezegd dat Jezus de Koning der Eeuwen is, dat Hij de rechtmatige Heerser van de aarde is die zal regeren tijdens de laatste twee tijdperken van de tijd. Eerst komt het Loofhuttentijdperk, dat Gods plan in de huidige wereldorde culmineert, gevolgd door het Tijdperk van een Nieuwe Hemel en een Nieuwe Aarde. Dit zijn de Tijdperken van de Tijdperken, oftewel de Tijdperken die gaan komen.
Na een periode van zevenduizend jaar (een Sabbatsmillennium) zal God de vuurpoel ontsteken om degene die slecht doen (de slechten) te zuiveren. De gelovigen zullen slechts ‘een paar slagen' of ‘veel slagen' ontvangen met een maximum van veertig, volgens de Bijbelse wet (Deut. 25:1–3). God verbied een straf van meer dan veertig slagen. Waarom?
1 Wanneer twee mannen een geschil hebben en ermee naar de rechter gaan, en in het vonnis wordt de een vrijgesproken en de ander veroordeeld, 2 dan moet de rechter de schuldige, als die tot stokslagen veroordeeld is, op de grond laten neerleggen en hem in zijn bijzijn het aantal slagen laten toedienen dat past bij het misdrijf. 3 Ten hoogste veertig stokslagen mogen hem gegeven worden, niet meer. Anders wordt er geen maat gehouden, en zou een volksgenoot voor uw ogen zijn eer verliezen.
Gods oordeel is zorgvuldig vastgelegd en gemeten met het doel dat wij onze ‘eer niet verliezen' (niet worden gedegradeerd). Het oordeel verbetert ons, in plaats van dat het ons vernietigd. Dit geldt voor zowel gelovigen als ongelovigen, omdat het een wet is die geldig is voor alle wetsovertreders. Paulus zegt in 1 Timoteüs 1:17:
17 Aan de koning der eeuwen (ton aionion, ‘van de tijdperken'), de onvergankelijke, onzichtbare en enige God, zij de eer en glorie tot in alle eeuwigheid (aionias ton aionon, ‘de tijdperken van de tijdperken). Amen.
Op de manier zoals dit vers is vertaald komt het bij veel mensen over dat Paulus ons informeert over Gods ‘eeuwige' bestaan. God is, uiteraard, ‘eeuwig'. Niemand weerlegt dit, omdat het altijd werd aangenomen. Maar Paulus wijst op een ander aspect van Gods wezen en positie. Hij is de koning der eeuwen die zal regeren in de laatste glorieuze tijdperken van de aarde. Er staat dat Hij in ‘de tijdperken van de tijdperken' zal heersen.
De Griekse zin hierboven is aionas ton aionos. Het woord ton betekent ‘van de'. Het betekent NOOIT ‘en', zoals in de term voor eeuwig en altijd (eeuwigheid). Als we er over nadenken klopt deze term ook niet, omdat het impliceert dat het langer duurt dan eeuwig. Sommige vertalers doen een ‘zing en dansroutine' om ons duidelijk te maken dat de term een idiomatische (taaleigen) uitdrukking is. Zij zeggen dat het wijst op eeuwig dat wordt overspoelt met altijd. Als dat zo is dan zou het Heilige der Heiligen ook idiomatisch zijn voor het ‘Heilige EN Heiligen'. Dan zou het Lied der Liederen ook idiomatisch zijn voor het ‘Lied EN Liederen'. Of we moeten zeggen dat het Heilige der Heiligen een Heilige plaats is dat ontelbaar keer wordt overspoeld met andere heilige plaatsen. Het Lied der Liederen zou dan een Lied zijn met oneindig veel coupletten.
Nee, de Bijbel spreekt over de MEEST Heilige Plaats en het GROOTSTE Lied en het GROOTSTE Tijdperk.
De vroegere Kerk was voornamelijk verdeeld tussen Griekse en Latijnse cultuur en taal. We lezen in seculaire (honderdjarige) geschiedenissen dat het Romeinse Rijk de Grieks sprekende wereld had verovert kort nadat Jezus werd geboren. De Romeinen ontleenden veel van de Grieken, maar de barrière van taal en cultuur bleven bestaan. De denkwijze was voornamelijk heel verschillend.
De Griekse filosofen waren het meeste bezig met de perfecte (ideale) man. De Romeinen waren voornamelijk bezig met een perfecte overheid. De Grieken achtervolgden de ideale man door deugd en schoonheid te bestuderen; de Romeinen achtervolgden de ideale overheid door wet en orde te bestuderen.
Deze verschillen kwamen ook bovendrijven bij de vroegere Kerk. Beide culturen hadden een tendens om de Bijbel door hun gekleurde bril van cultuur te interpreteren. Hoe meer en meer de tijd voorbij vloog, hoe meer en meer ze vervreemden van het Hebreeuwse perspectief. En zo hadden zowel de Grieken als de Romeinen hun eigen unieke tekortkomingen en blinde vlek, net zoals we dat vandaag de dag hebben.
De blinde vlek van de Latijnse Christenen was het geloof om wet en orde te handhaven door, zo nodig, mensen te martelen met de meest verschrikkelijke handelingen in het leven na de dood. Deze obsessie van wetshandhaving lijkt de drijvende kracht te zijn achter het Latijnse idee over Gods eeuwige vergelding jegens zondaren.
Ik weet niet wanneer de Oude Latijnse versie van de Bijbel werd vertaald ten voordele van de Romeinen. Het was geen goede vertaling volgens de norm van geleerden. Maar uiteindelijk stond er een geleerde op die wel gekwalificeerd was om de oude versie te vernieuwen. Zijn naam was Hiëronymus.
Hiëronymus werd geboren in 347 N.C. in Italië. Zijn ouders waren welvarende Christenen die hem naar Rome stuurde voor seculiere opleiding. Na zijn studies werd hij in de Kerk gedoopt op negentienjarige leeftijd. Toen hij het kloosterleven in wilde waren zijn ouders het er niet mee eens, waardoor ze ruzie kregen. Vanwege zijn slechte humeur heeft hij hierdoor zijn ouders nooit meer gezien, ook verwijst hij nooit naar hen is zijn geschriften.
Toen Hiëronymus in 373 N.C. in zijn twintiger jaren was vertrok hij naar het Oosten, naar de Griekse wereld omdat dit het land van onderwijs was met hogere theologische studies. Hij ontmoete daar Evagrius in Antiochië en begon de Griekse taal te leren. Later leerde hij ook heel nauwkeurig de Hebreeuwse taal.
Van 379 tot 382 woonde hij in Constantinopel waar hij Gregorius van Nyssa ontmoete. Hij nam ook Gregorius van Nazianze als zijn ‘leraar' aan. Hiëronymus ging alle geschriften van Origenes lezen en de geschriften die door Origenes werden aanbevolen. Toen hij de Latijnse Bijbel hertaalde in 390 – 406 N.C. uitte hij in het voorwoord een waardering voor Origenes, die ook veel had vertaald (Hiëronymus heeft ook een tijdje in Alexandrië gewoond, dit was de woonplaats van Origenes). Tot slot ging hij wonen in Bethlehem, waar hij de resterende jaren van zijn leven het hoofd was van een klooster.
Het is jammer dat Hiëronymus' persoonlijkheid zo wraakzuchtig en medogenloos was. Hij was werkelijk één van de beste Christelijke geleerden van zijn tijd en werd hier ook voor bewonderd; maar zijn giftige pen zorgde ervoor dat de mensen erg voorzichtig waren, zodat ze, op één of andere manier, niet door hem beledigd werden. Zijn zinloze aanvallen op Pelagius zorgde er uiteindelijk voor dat in 416 N.C. zijn klooster in Bethlehem tot de grond toe werd afgebrand. Hiëronymus stierf op 30 september 420 N.C.
Hiëronymus heeft uitstekend werk verricht met betrekking tot de Vulgaat. Zijn vertaling is een klassieker geworden en wordt sindsdien gebruikt. Ondanks dat moeten we toch onze vraagtekens zetten en onze opmerking plaatsen over het onderwerp ‘eeuwig' en ‘voor altijd', omdat we door de Vulgaat deze woorden hebben overgenomen in de Nederlandse Bijbel.
Toen Hiëronymus bij het Griekse woord aionian (‘tijdperk-gedurend') aankwam, kon hij twee woorden in het Latijn kiezen als vertaling: seculum en aeternum. Beide woorden werden al gebruikt in de Oude Latijnse versie die hij hertaalde. In feite kwamen deze woorden behoorlijk dichtbij de betekenis van het woord aionian. En daarom verwisselde Hiëronymus beide woorden.
Er was alleen één probleem, de Latijnse woorden hadden een DUBBELE BETEKENIS. Volgens een voetnoot in Augustunis' ‘Stad van God' (De civitate Dei) XXII, lezen we,
“De woorden ‘eeuwig' en ‘eeuwigheid' (voor altijd) uit het Latijn aeternus, aeternitas, zijn verwant met aevum, wat ZOWEL ‘oneindige tijd' ALS ‘een tijdsperiode' betekent, voor de tweede betekenis wordt doorgaans het woord aetas gebruikt.”
Deze voetnoot werd geplaatst door moderne Latijnse geleerden om de Latijnse terminologie te verduidelijken, omdat Augustinus in zijn Latijnse Bijbel probeerde te bewijzen dat aeternus en aeternitas oneindige tijd betekent. Denk aan het laatste vers dat we eerder aanhaalden, Psalm 45:6,
7 Uw troon is voor eeuwig en altijd (olam va ad, ‘het tijdperk en verder'), o god, de scepter van het recht is uw koningsscepter,
Hiëronymus' vertaling van dit vers is in het Latijn: in aeternum et ultra (‘in eeuwigheid en verder'). Het is helder dat Hiëronymus wist dat aeterum refereert aan een gelimiteerde tijdsperiode, of een tijdperk, in plaats van ‘eeuwigheid' zoals we het vandaag de dag vertalen, omdat er na eeuwigheid niets meer is.
In ieder geval gebruikte Hiëronymus zowel seculum en aeternum in de Vulgaat. Twaalfhonderd jaar later volgde de Statenvertalers het voorbeeld van de Vulgaat in de vertalen van deze woorden. Waar de Vulgaat aeternus zegt, zegt de Statenvertaling ‘eeuwig'. Waar het seculum zegt, zegt de SV ‘wereld'. Vandaar dat de SV in Matteüs 13:39 en 40 zegt: “voleinding dezer WERELD” in plaats van “voleinding van dit Tijdperk”.
Ons moderne woord ‘seculair' betekent: ‘aan deze wereld gelijkvormig, of gelijkvormig aan deze tijd (dit tijdperk)'.
Hieronymus' vertaling is niet incorrect, want zijn woorden zijn technisch goed vertaald. Het probleem zit in de dubbele betekenis, en dat Augustinus de verkeerde betekenis koos om de eeuwige marteling te verdedigen. De Latijnse geleerden werden gedwongen om ons op zijn vooringenomenheid te wijzen.
Het boek, De Stad van God, was eigenlijk een serie boeken die geschreven zijn van 412 tot zijn dood in 430. Toen Alarik de Gotische in 410 N.C. Rome innam werd de Christelijke Kerk in verlegenheid gebracht en eiste een verklaring. Want ze hadden ervoor gestreden dat zoiets niet kon gebeuren nu Christelijke Leiders Rome regeerden. Het werd aangenomen dat God Rome zou verdedigen tegen heidense invallen. Anderzijds hadden de heidenen in Rome de val van Rome voorspelt omdat de heidense goden niet langer werden ondersteund door de staat. Vandaar dat de Latijnse Christenen zich op Augustinus richtte voor een verklaring van het voorval. Vanwege dit voorval begon hij twee jaar later in 412 N.C. met het schrijven van zijn boek.
In essentie schreef Augustinus dat de mensheid was verdeeld in twee verschillende geestelijke steden: Babylon (Babel) en Jeruzalem. Rome zelf was niet zo'n punt omdat sommige Romeinen van Babylon waren en sommige van Jeruzalem, de Stad van God. Hij beargumenteerde dat aan het einde van de geschiedenis alle inwoners van beide steden door God gescheiden zouden worden. De meeste zouden voor eeuwig naar de hel gaan; een paar zouden voor eeuwig naar de hemel gaan.
In latere delen van het boek, in het bijzonder Boek 21, probeert hij te bewijzen dat de straf voor de slechten ‘eeuwig', oftewel eindeloos, is. Dit deed hij door filosofisch te beredeneren en door Cicero, de Romeinse staatsman, te quoten. Daarnaast haalt hij zijn enige echte ‘bewijs' uit zijn interpretatie uit Matteüs 25:46 die hij als volgt uitlegt in ‘De Stad van God', XXI, xxiii.
“Omdat Jezus het volgende zegt op dezelfde plaats en beide in één en dezelfde zin: “En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven.” Als beide eeuwig zijn, moeten beide zeker worden gezien als ‘lang', maar niet eindeloos, of anders als ‘voor altijd' zonder een einde, omdat beide aan elkaar gewaagd zijn. In één clausule eeuwige straf, in de andere eeuwig leven. (Om te zeggen dat) “Het eeuwige leven zonder einde zal zijn (maar) eeuwige straf zal wel een einde hebben” is volkomen absurd. Vandaar dat we uitgaan dat het eeuwige leven van de heiligen zonder einde zal zijn, zal eeuwige straf ook zeker zonder einde zijn voor degenen wiens lot dit is.”
Augustinus schijnt totaal onwetend te zijn van twee zaken: (1) dat het Griekse woord aionian GEEN dubbele betekenis had, zoals het Latijn wel heeft; en (2) het Hebreeuwse concept van ‘Het Tijdperk'.
Matteüs 25:46 leert ons eigenlijk dat de slechten een goddelijke kastijding zullen krijgen in aionian (gedurende het TIJDPERK). De rechtvaardigen aan de andere kant, zullen opstaan tot het leven in aionian (gedurende Het Tijdperk).
In de Evangeliën onderwijst Jezus ons specifiek over twee verschillende opstandingen. Lukas 14:14 vertelt ons over de ‘ opstanding van de rechtvaardigen', waar zij zullen worden beloond. In Johannes 5:28 en 29 vertelt Jezus ons over de opstanding van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen (de slechten).
De tijd tussen deze twee opstandingen (de tussentijd) definieert ‘Het Tijdperk'. Degenen die opstaan tijdens de opstanding van de rechtvaardigen zullen het leven (ver)krijgen in Het Tijdperk; dat wil zeggen, aionian leven. Het is een speciale beloning voor bepaalde Christenen die worden geroepen om te regeren met Jezus. Zij zullen het leven 1000 jaar eerder beërven voordat hun mede-Christenen het beërven.
Het betekent niet dat hun beloning moet eindigen met dat tijdperk. God heeft geen intentie om hun onsterfelijkheid weer af te pakken.
Eveneens, wanneer Jezus spreekt van de slechten of onrechtvaardigen die het aionian oordeel verkrijgen, laat Hij ons wederom zien dat hun oordeel is gelimiteerd aan een specifiek tijdperk. Het heeft zowel een begin als eind. Oordeel is niet eeuwig zonder hoop op herstel. Het boek Openbaringen laat zien dat dit tijdperk van oordeel wordt gevolgt door het Oordeel van de Grote Witte Troon aan het einde van het duizendjarige Loofhuttentijdperk.
Daarom begint het aionian leven, geschonken aan hen die 1000 jaar met Christus regeren, bij de eerste opstanding en zal het eindigen bij de tweede opstanding. Het aionian oordeel van de onrechtvaardigen zal aanvangen bij de tweede opstanding en eindigen bij het grote Jubeljaar aan het einde van de tijd, als alle dingen onder de voeten van Jezus zijn gelegd.
Derhalve is het argument van Augustinus dat aionian leven en aionian oordeel beide gelijk moeten zijn helemaal correct. Het probleem doet zich voor als hij ons probeert te laten zien dat beide eindeloos zijn, als in feite, ze allebei bij een tijdperk horen. Hij speelt in op de gemiddelde Christelijke onwetendheid van de Griekse taal. Ten tweede exploiteert hij de onwetendheid over ‘Het Tijdperk' (aion) en de zaken die erbij horen (aionian).
Het punt is dat het argument van Augustinus in zijn boek De Stad van God geen steek houdt. Zelfs de Latijnse geleerden die zijn boeken hebben vertaald weten dit en ze informeren ons ook in hun voetnoot over de misleidende retoriek van Augustinus. Dr. F.W. Farrar zegt namelijk het volgende over Augustinus in zijn boek De Eeuwige Hoop, pag. 198:
“Omdat aion ‘tijdperk' betekent, betekent aionian ‘behorend bij een tijdperk', of ‘gedurende een tijdperk', en iemand die beweert dat het ‘eindeloos' betekent verdedigt een positie die Augustinus twaalf eeuwen geleden praktisch liet varen.”
En zo zien we dat in de originele Hebreeuwse en Griekse taal de woorden olam en aionian refereren aan een gelimiteerde periode van tijd. Dit is de reden dat de meeste geleerden van de vroegere Christelijke Kerk begrepen dat de vuurpoel slechts ‘tijdperk gedurend' was. Augustinus was de eerste die hier tegen inging en dit deed hij met een zeer broze basis, omdat hij de Leer van de Tijdperken niet begreep.
Augustinus was dusdanig gehandicapt omdat hij vrijwel niets begreep van de Griekse taal. Peter Brown vertelt ons dit in zijn boek Augustinus van Hippo, pag. 36:
“Het falen van Augustinus om Grieks te leren had gewichtige consequenties voor het Recente Roomse onderwijssysteem; hij zal de enige Latijnse filosoof zijn die volkomen ontwetend was van de Griekse taal.”
Nog erger was het dat de Latijnse Kerk het niet langer nodig vond om Grieks te leren, deze insteek veroorzaakte een fout die weinig kans had op herstel. Peter Brown vertelt het volgende hierover:
“Geleidelijk aan zou het ‘geleerde broederschap' de behoefte om Griekse boeken te lezen stoppen. Met als reden dat ze Augustinus hadden.” (Ibid., pag. 272).
Het is niet ons doel om aan de echte bijdragen van Augustinus tot de Kerk en de Christelijke gedachte afbreuk te doen. Hij had sterke punten, wat hem in zijn tijd ook de meest invloedrijkste Latijnse theoloog maakte. Wij zullen later op sommige van zijn belangrijke bijdragen tot de Christelijke gedachte commentaar geven, maar voor nu hebben we noodzakelijk ons commentaar beperkt tot de zaak waar het hier om gaat, de geschiedenis van het woord ‘eeuwig' te laten zien en hoe bepaalde gebeurtenissen hebben bijgedragen aan zijn moderne interpretatie.