You successfully added to your cart! You can either continue shopping, or checkout now if you'd like.

Note: If you'd like to continue shopping, you can always access your cart from the icon at the upper-right of every page.

Quantity:

Total:

De zonen van God

Dit is een boekje in zakformaat, een studie van 42 pagina's.

Category - Pocket-Sized Book

Hoofdstuk 5

De erfenis

Het doel van Pinksteren is ons een onderpand van de Heilige Geest te geven ter voorbereiding van de volheid die zal komen wanneer het Loofhuttenfeest vervuld wordt. Het Loofhuttenfeest is het derde en laatste feest van de wet. Het vertegenwoordigd de tijd waarbij Israël het Beloofde Land in moest gaan, nadat zij Egypte verlaten hadden en nadat zij de wet bij de berg Sinaï ontvangen hadden.

Op het 50e Jubeljaar vanaf Adam brachten tien van de twaalf verkenners aan Israël een slecht verslag uit. (Zie mijn boek “Secrets of Time”.) Het volk geloofde het slechte verslag en weigerden om op de trompet te blazen waarmee zij de intentie aankondigden om het land binnen te gaan. Zodoende veranderde deze dag in een Verzoendag. In wezen zou het een dag van verheuging en jubelen moeten zijn, maar het werd een dag van rouw en vasten voor het niet binnen gaan van het Beloofde Land.

Als Israël op die dag van het Jubeljaar (de 10e dag van de 7e maand volgens de Hebreeuwse kalender) de juiste beslissing had genomen, zouden zij vijf dagen later, op de eerste dag van het Loofhuttenfeest, het Beloofde Land zijn ingegaan. Maar in plaats daarvan veroordeelde God hen tot veertig jaar rondzwerven in de woestijn. Uiteindelijk gingen zij het land binnen op het moment van Pascha (Jozua 2:19). Dit omdat Israël niet in staat was om boven het geloofsniveau van Pascha uit te stijgen sinds zij Egypte verlaten hadden. Zij hadden Pascha aangenomen, Pinksteren verworpen en nu hadden zij niet het geloof om Loofhutten te vervullen.

Het Loofhuttenfeest duurde een week lang. In deze week moest het volk boomtakken afsnijden en hiervan tenten of “loofhutten” maken waarin zij moesten verblijven. Dit duidde op twee zaken. Ten eerste moesten zij terugdenken aan hun omzwerving in de woestijn waarbij zij geen huizen mochten bouwen, maar in tenten moesten wonen. En ten tweede profeteerde het van het onsterfelijke lichaam waarmee zij bekleed zouden worden als het feest ten slotte historisch en profetisch werd vervuld.

Ten aanzien van de eerste reden zegt Leviticus 23:42 en 43,

42 Zeven dagen moet u in de loofhutten wonen. Alle ingezetenen van Israël moeten in loofhutten wonen, 43 zodat de generaties na u weten dat Ik de Israëlieten in loofhutten liet wonen, toen Ik hen uit het land Egypte geleid heb. Ik ben de HEERE, uw God.

In dit kader zien wij dat Israëls eerste verzamelplaats, toen zij Egypte verlieten, Sukkoth was, hetgeen “tent” betekent (zie Exodus 13:20). Dus werd de “Kerk in de woestijn” (Hand. 7:38) in de tijd van Mozes gezegd dat zij in plaats van huizen, in tenten moesten wonen. Dit is eveneens toepasbaar op de Kerk in het Pinkstertijdperk, maar dan op een iets andere manier. Het betekent: “Bouw geen denominatiehuis in de woestijn; als u dit wel doet zult u uw reis in de woestijn onderbreken en weigeren om helemaal naar het Beloofde Land te lopen.”

Wanneer de Heilige Geest eens in de zoveel tijd binnen de Kerk in beweging is, wordt dit vergezelt door een bijzondere openbaring van het Woord dat van belang is in de historische progressie en geestelijke ontwikkeling van de Kerk. Wanneer de Geest verlicht bouwen mensen om de bijzondere openbaringen hiervan een denominatie. Het is vergelijkbaar met een oase in de woestijn waarbij men een huis bouwt en ook content is met het beërven van een huis in de woestijn. Op deze manier doet de mens tekort aan de beloften van God. Op deze manier is de Kerk haar visie op het Beloofde Land, en daarmee ook het Loofhuttenfeest, vergeten. De hemel werd haar nieuwe Beloofde Land en niet het verheerlijkte lichaam (hemel en aarde gecombineerd).

De Kerk werd in de vierde eeuw n.Chr. een duidelijk georganiseerde religie. De tijd daarvoor was het meer een manier van leven geweest en had de Roomse vervolging ervoor gezorgd dat het niet georganiseerd kon worden door een hiërarchie van priesters en bisschoppen. Maar toen eenmaal de vervolging stopte veranderde de Kerk in een denominatie en bouwde zo een religieus “huis”.

Eeuwen later bracht de protestante reformatie tientallen kleinere groepen voort. Toen ook zij vervolgd werden, werden zij grotendeels behoedt voor het bouwen en organiseren van een religieus “huis” in de woestijn. Maar toen zij eenmaal de vrijheid kregen trapten zij in dezelfde denominatieval. Hun religie werd een vervanging voor een directe relatie met God. In plaats van de Kerk te zijn, gingen zij “naar de Kerk”. In plaats van hun leven om God te laten draaien, begon hun leven om hun kerken, heiligdommen en priesters (of geestelijken) te draaien. Redding werd een zaak van zich aansluiten bij een organisatie, in plaats van een directe en persoonlijke relatie met God.

Denominaties zijn zo gestructureerd en gevestigd op hun eigen manier dat wanneer de Geest van God een andere “opwekking” brengt, gepaard met een woord van openbaring, de mensen niet meer in staat zijn dit te horen. Zij kunnen niet meer veranderen. Zij kunnen niet meer groeien. Net zoals het oude Israël, waarbij de vuurkolom zich verplaatste, kunnen zulke mensen zich niet meer mee verplaatsen, omdat zij gehecht zijn geraakt aan hun onwrikbare huizen. Zij worden als beton: helemaal door elkaar gehusseld en vastgegroeid.

De tweede betekenis van het Loofhuttenfeest is dat het, het bekleed zijn met een onsterfelijk lichaam uitbeeldt. Het volk moest hun huizen verlaten (gemaakt van dood hout en steen) en voor een week gaan wonen in tenten gemaakt van levende takken. De apostel Paulus haalt dit aan in 2 Kor. 5:1-4,

1 Wij weten immers dat, wanneer ons aardse huis, deze tent, afgebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. 2 Want in deze tent zuchten wij ook, en verlangen wij er vurig naar met onze woning die uit de hemel is, overkleed te worden, 3 als wij maar bekleed en niet naakt zullen bevonden worden. 4 Want ook wij, die in deze tent zijn, zuchten omdat we het zwaar te verduren hebben; wij willen immers niet ontkleed, maar overkleed worden, zodat het sterfelijke door het leven wordt verslonden.

De “tent” of “loofhut” die wij nu bezitten is het sterfelijke lichaam, hetgeen we van Adam geërfd hebben. Paulus behandeld dit ook als bekleding, omdat toen Adam zijn onsterfelijke lichaam verloor, hij zichzelf verborg omdat hij “naakt” was (Gen. 3:10). De enige ware manier om de naakte te bekleden is met het onsterflijke lichaam, de tent van boven. Dit wordt afgebeeld in het Loofhuttenfeest, waarbij het volk haar dode huizen verliet en voor een tijd gingen wonen in de nieuwe en levende “tent”.

Het Beloofde Land dat wij zullen beërven is geen stuk vastgoed in de Midden Oosten. Een stuk land is een goede erfenis, maar het is niet het hoogst haalbare. Een stuk land is de erfenis van het Oude Verbond. Het verheerlijkte lichaam – het stof der aarde dat door de Heilige Geest verheerlijkt wordt – is de belofte van het Nieuwe Verbond. Dat is ons Beloofde Land. Hebreeën zegt ons dat het Nieuwe Verbond gebaseerd is op betere beloften (Heb. 8:6).

Zou u liever een landeigenaar zijn of een zoon van God, compleet met een verheerlijkt, onsterfelijk lichaam? De keuze is eenvoudig.

Sommige Bijbelleraren staan erop dat de Joden Palestina moeten ontvangen als hun erfenis, terwijl ook wij als christenen onze hemelse erfenis zullen ontvangen. Betekent dit dat de apostel Paulus en als de Judese discipelen van Jezus een MINDERE erfenis zullen krijgen dan wij? Onderwees Paulus over het verheerlijkte lichaam om te concluderen dat dit slechts voor anderen gold? Dat is onzin. Het boek Hebreeën werd in feite geschreven aan de Hebreeën en het spoort hen aan om tot de ordening van het Nieuwe Verbond te treden om zo “betere beloften” te ontvangen. Het Nieuwe Verbond zelf was geadresseerd aan het huis van Israël en het huis van Juda (Jer. 31:31; Heb. 8:9).

Sommigen zijn misschien in staat om de Joden in hun ongeloof te laten waardoor zij zodoende een mindere belofte ontvangen, maar dat zijn niet mijn bedoelingen. Er is slechts maar één laatste bestemming voor alle mensen en voor Zijn gehele schepping en God zal niet tevreden zijn voordat Zijn plan helemaal volvoert is. Daarom verlang ik ernaar dat iedereen het verheerlijkte lichaam zal ontvangen, want dit is volgens mij al vanaf het begin het goddelijke plan.