You successfully added to your cart! You can either continue shopping, or checkout now if you'd like.
Note: If you'd like to continue shopping, you can always access your cart from the icon at the upper-right of every page.
Dit boek wijdt een apart hoofdstuk aan elk van de woorden die in het Nieuwe Testament met "hel" zijn vertaald: Tartarus, Gehenna en Hades. Het behandelt ook de bijbelse aard van de "poel van vuur" en de duur ervan als "aionisch". Het besluit met een historisch hoofdstuk dat laat zien wat veel van de vroege christelijke vaders geloofden over goddelijk oordeel en hoe het herstellend was in plaats van destructief.
Category - Short Book
In het Nieuwe Testament zijn er binnen de Herziene Statenvertaling drie verschillende woorden met “hel” vertaald. Zij betekenen niet hetzelfde, maar zijn echter wel op dezelfde manier vertaald omdat men geen onderscheid wilde maken. De drie woorden zijn: Hades, Gehenna en Tartarus.
Hades wordt tien keer met “hel” vertaald en een keer met “graf”; Gehenna wordt 12 keer met “hel” vertaald; en Tartarus verschijnt in haar werkwoordsvorm tartaroo (“in Tartarus geworpen worden”) en dit slechts een keer in 2 Petrus 2:4. Twee van deze woorden (Hades en Tartarus) komen uit de Griekse taal. De niet-christelijke Grieken pasten deze term volgens hun eigen religieuze uitgangspunt toe. Wij kunnen deze toepassing van de Griekse betekenis uiteraard niet in termen van het christendom of de Bijbel overzetten.
Binnen de Griekse mythologie was Tartarus de plaats onder Hades, gereserveerd voor degenen die de goden hadden beledigd, hetgeen als de ergste vorm van straf beschouwd werd. Zo schotelde Tantalus bijvoorbeeld zijn zoon als banket voor de goden voor om te testen of ze weldegelijk alwetend waren. Als straf werd hij door Zeus tot Tartarus gezonden, waar hij tot aan zijn nek in een poel water moest staan. Maar telkens wanneer hij dorst kreeg en een slok wilde nemen week het water van hem. Ook waren daar bomen vol met fruit, maar telkens als hij iets wilde plukken week het fruit van hem. Van de Griekse mythe kennen wij het woord “tantaluskwelling”.
We moeten Tartarus niet opvatten zoals de Grieken dit definieerden, maar we moeten dit opvatten als een plaats waar God “de engelen die zondigden” (Genesis 6:2) heenzond. Het woord Tartarus komt in het Nieuwe Testament slechts een keer voor en wel als werkwoordsvorm. 2 Pet. 2:4 zegt,
4 Want als God de engelen die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar hen in de hel [Tartarus] geworpen en overgegeven heeft aan de ketenen van de duisternis om tot het oordeel bewaard te worden; 5 en als God de oude wereld niet gespaard heeft, maar het achttal van Noach, de prediker van de gerechtigheid, bewaard heeft…
In de eerste brief van Petrus verwijst hij naar deze “engelen” zonder het woord Tartarus daarbij te gebruiken. In 1 Pet. 3:18-20 schreef hij,
18 Want ook Christus heeft eenmaal voor de zonden geleden, Hij, Die rechtvaardig was, voor onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen. Hij is wel ter dood gebracht in het vlees, maar levend gemaakt door de Geest, 19 door Wie Hij ook, toen Hij heenging, aan de geesten in de gevangenis gepredikt heeft, 20 namelijk aan hen die voorheen ongehoorzaam waren, toen God in Zijn geduld nog eenmaal wachtte in de dagen van Noach, terwijl de ark gebouwd werd, waarin weinige –dat is acht – mensen behouden werden door het water heen.
Met andere woorden, Hij werd als levendmakende geest (1 Kor. 15:45) opgewekt uit de dood en werd een opgewekt lichaam gegeven, waarmee Hij Zijn proclamaties aan de geesten in de gevangenis – ofwel Tartarus – predikte. Zijn eigenlijke opstanding (of belichaming) was een proclamatie. Zijn opstanding tot een fysiek lichaam van vlees en beenderen (Luk. 24:39) was de proclamatie van Zijn verheffing tot de troon boven alles, incluis de engelen die gezondigd hebben (of “geesten in de gevangenis”).
Er werd geproclameerd dat Jezus Koning over heel de aarde was en dat heel de schepping aan Hem onderworpen was en Hem een Naam boven alle namen gegeven was. Petrus bevestigd dit een paar verzen later in 1 Pet. 3:22,
22 Die aan de rechterhand van God is, opgevaren naar de hemel, terwijl de engelen, machten en krachten Hem onderworpen zijn.
Zijn opstanding onderwierp alle dingen aan Hem, inclusief de engelen die gezondigd hebben. Dat was het moment dat de proclamatie over de gehele aarde en zelfs tot Taratrus ging dat Hij Heer over alles was, dat Hem een naam boven alle namen in de hemel, in de aarde en onder de aarde gegeven was (Fil. 2:10).
De engelen die in Genesis 6:2-4 gezondigd hebben werden de “zonen van God” genoemd, in contrast tot de “dochters van mensen”. Deze term “zonen van God” refereert aan geestelijke wezens met toegang tot de hemelen – in contrast tot de aardgebonden wezens. Zo zien wij in Job 1:6 de “zonen van God” voor God staan. In het Nieuwe Testament wordt de term gebruikt om mannen en vrouwen te beschrijven die door Jezus Christus “zonen van God kunnen worden” (Joh. 1:12).
Genesis 6:2 zegt eveneens dat deze zonen van God “de dochters van mensen” als vrouwen namen en kinderen door hen voortbrachten. Het Hebreeuwse woord voor “mens” is awdawn, ofwel Adam, hetgeen het gebruikelijke woord voor mens of mensheid is. Wanneer de Bijbel aan de mens Adam refereert gebruikt het de term ha-awdawm, ofwel “de (mens) Adam”. Het lidwoord “de” geeft de term betekenis. Dr. Bullinger zegt in de Companion Bible, in bijlage 14, het volgende,
“Adam zonder lidwoord duidt op de mens of mensheid in het algemeen (Gen. 1:26; 2:5; 5:1). Met het lidwoord duidt het op de mens Adam…”
Laat ons, met dit in gedachte, Genesis 6:1, 2 lezen,
1 En het gebeurde, toen Adam [ha-awdawn] zich op de aardbodem begonnen te vermenigvuldigen en er dochters bij hen [Adam en Eva, Gen.1:27; 5:2] geboren werden, 2 dat Gods zonen de dochters van Adam [ha-awdawn] zagen dat zij mooi waren, en zij namen zich vrouwen uit allen die zij uitgekozen hadden.
Adam en Eva hadden zowel zonen als dochters. De dochters van Adam waren mooi en deze engelen namen hen als vrouw. Vers 4 zegt ons dat zij kinderen verwekten. Uiteindelijk werd de aarde door deze genetische mix zo corrupt dat God een vloed zond om hen te verwoesten. Slechts Noach bleek “volmaakt in zijn genealogie te zijn” (Gen. 6:9, letterlijk).
De volgende vraag rijst meteen op: hoe kunnen geestelijke wezens (engelen) kinderen krijgen bij fysieke vrouwen op aarde? Het antwoord is dat door heel de Bijbel heen wij voorbeelden hebben van engelen die zich als mensen openbaren. In Genesis 18 lezen we dat drie “mannen” tot Abraham kwamen op hun weg naar Sodom. Abraham gaf hen te eten en zij profeteerden dat Sara het volgende jaar een kind zou baren.
Twee van hen gingen verder naar Sodom, maar een van de “mannen” bleef achter om Abraham in te lichten van de op handen staande verwoesting van Sodom. Daarom lezen we in Genesis 19:1 dat slechts twee van hen in Sodom aankwamen:
1 De twee engelen kwamen 's avonds in Sodom aan, terwijl Lot in de poort van Sodom zat…
Zij hadden zichzelf in menselijk vlees geopenbaard (of gemanifesteerd) en werden ook als zodanig door het volk van Sodom als mens herkent, zoals het verhaal aantoont. Zij aten zelfs bij Lot (Gen. 19:3), zoals ook zij bij Abraham gegeten hadden.
Er wordt gezegd dat engelen wel vaker als mensen verschijnen. Andere voorbeelden zien wij bij de engel die in Numeri 22:31 aan Bileam verscheen en een andere aan Manoach en zijn vrouw in Richteren 13. Als geesten de mogelijkheid hebben om zichzelf in menselijk vlees te manifesteren en als zij zelfs voedsel kunnen eten dan vloeit hier uit voort dat zij ook de mogelijkheid hebben om met vrouwen seksuele relaties te hebben en kinderen bij hen kunnen verwekken. Maar zij hadden deze mogelijkheid uiteraard pas nadat zij een menselijk vorm aannamen.
Deze engelen (of misschien wel hun nageslacht) werden in Genesis 6:4 Nephilim of “reuzen” genoemd. Dit is de meervoudsvorm van nephil, “een houthakker”, ofwel iemand die een ander velt; ofwel een pestkop of tiran. De stam van het woord is naphal, “vallen”. Dit is waarschijnlijk de oorsprong van de uitdrukking “gevallen” engelen. Hoewel Nephilim voornamelijk op het neerhalen van anderen worden toegepast draagt het ook nog de betekenis van geveld zijn door God tijdens de vloed.
De engelen zijn dus “gevallen”, maar hier willen we geen debat mee openen of engelen nu wel of niet over een vrije wil beschikken. Dit is een andere vraag. Als engelen een vrije wil hebben, dan vielen zij vanwege hun vrije wil. Zo niet, dan vielen zij voor doeleinden die alleen God kent. We moeten ons blikveld nu beperken tot de eenvoudige aanname dat zij “gevallen” zijn. De aard van hun “val” in het opzicht van hun ongehoorzaamheid wordt in Judas 6 gegeven,
6 En de engelen die hun oorspronkelijke staat niet hebben bewaard, maar hun eigen woonplaats verlaten hebben, heeft Hij voor het oordeel van de grote dag met eeuwige boeien in de duisternis in verzekerde bewaring gesteld.
Met andere woorden, deze engelen verlangden ernaar om vlees aan te nemen en onder de dochters van Adam te wonen. Waarom? Omdat engelen geesten zijn en zij de mogelijkheid bezitten om zich in het vlees te manifesteren, maar zij hadden echter geen ziel. Nergens vinden we in de Bijbel dat engelen een ziel gegeven werd. Leviticus 17:11 zegt ons dat de ziel het bloed is. Zij begeerden een ziel om zo autoriteit over de aarde te verkrijgen, want God maakte de mens als levende ziel (Gen. 2:7) en gaf de mens de autoriteit over de aarde (Gen. 1:26). In dat opzicht “vielen” de engelen van de hemel tot de aarde – maar vielen vervolgens van de aarde tot Tartarus.
Judas brengt de gevallen engelen in verband met Sodom en Gomorra, waar het volk “op dezelfde wijze als zij hoererij bedreven hebben en ander vlees achterna zijn gegaan (Judas 7). De term “ander vlees” betekent simpelweg uitheems vlees – ofwel, in Bijbelse zin, verboden seksuele relaties of huwelijken. De engelen mochten niet met de dochters van de mens huwen, net zoals de mensen van Sodom het niet toegestaan werd om andere mannen in homoseksuele banden te huwen. Dit is uiteraard een van de grote en morale zaken waar wij vandaag de dag tegenaan lopen. In naam van vrijheid gaan wij wederom de weg van Sodom.
Een andere intrigerende vraag is het feit dat Jezus zei dat het in de laatste dagen zou zijn “als in de dagen van Noach” (Mat. 24:37). Wij weten dat er zelf NA de vloed nog Nephilim bestonden, want Genesis 6:4 zegt,
4 In die dagen, en ook daarna, waren er reuzen op de aarde, toen Gods zonen bij de dochters van de mensen waren gekomen en die kinderen voor hen baarden; dit zijn de geweldenaars van oude tijden af, mannen van naam.
Zo zien wij dus dat zelfs nadat God enig herstel door de vloed bracht, er nog steeds Nephilim waren die opnieuw dochters van de mensen namen en kinderen door hen voortbrachten. De kinderen van de Nephilim werden vervolgens doorgaans Gibbor genoemd, ofwel “machtige mannen” en Refaïm, van rapha “helen, versterken”. De twaalf verkenners van Israël zagen deze Nephilim toen zij het land verkenden en voor deze reuzen was het volk ook bang, hetgeen hen weerhield om op dat moment het land binnen te gaan. In Numeri 13:32, 33 lezen we hiervan,
32 En zij lieten een kwaad gerucht uitgaan bij de Israëlieten over het land dat zij verkend hadden, door te zeggen: Het land waar wij doorgetrokken zijn om het te verkennen, is een land dat zijn inwoners verslindt, en heel het volk dat wij in het midden daarvan gezien hebben, bestaat uit mannen van grote lengte. 33 Wij hebben er ook Nephilim gezien, nakomelingen van Enak, afkomstig van de Gibbor. Wij waren in onze eigen ogen als sprinkhanen, en zo waren wij ook in hun ogen.
Dit vers vergelijkt de Nephilim met de Gibbor. In Jozua 11:21, 22, roeide Jozua het grootste gedeelte van de Enakieten uit,
21 In die tijd kwam Jozua en roeide de Enakieten uit, van het bergland, van Hebron, van Debir, van Anab en van het hele Bergland van Juda, en van het hele Bergland van Israël. Jozua sloeg hen met hun steden met de ban. 22 Er bleef niemand van de Enakieten over in het land van de Israëlieten. Alleen in Gaza, Gath en Asdod zijn er overgebleven.
Enkelen bleven tot de tijd van David over. Goliath uit Gath, waar deze reuzen nog leefden, stamde van deze Enakieten af. David doodde Goliath en in een latere strijd werd de broer van Goliath samen met hun zonen gedood (1 Kron. 20:5-8).
Als wij ons nu in de dagen bevinden die vergelijkbaar zijn met die ten tijde van Noach, dan kan dit misschien invloed hebben op het vraagstuk UFO’s en zogenaamde “buitenaardse wezens”. Als deze werkelijk bestaan en zij van andere sterrenstelsels komen dan is de meest logische verklaring vanuit Bijbels oogpunt gezien dat dit terugkerende gebeurtenissen van de dagen van Noach zijn. Maar dit valt zover buiten het bereik van deze studie om hier verder onderzoek naar te doen.
In het opzicht van contrast en vergelijking kwam de engel Gabriël (die God vertegenwoordigde) tot Maria (Lukas 1:26) als de boodschapper van het zaad van God en de Heilige Geest bevruchtte haar (Mat. 1:18, 20). Vervolgens baarde zij Jezus, het vleesgeworden Woord. Dit geschiedde volgens het bevel van God en op de juiste tijd volgens het plan van God, opdat het op een wettige manier geschiedde.
Het lijkt er vervolgens op dat de engelen die in Genesis gezondigd hebben getracht hebben om de incarnatie van Christus te vervalsen. Het was een poging om de autoriteit over de aarde toe te eigenen, want dit was de reden dat Jezus uit een dochter van Adam geboren moest worden. Adam had de heerschappij over de aarde verkregen (Gen. 1:26). Hij onderwierp de wereld niet aan engelen (Heb. 2:5), maar eerder aan de “zoon des mensen (Adam)”. Maar het doel van de gevallen engelen was om “de heerschappij van de mens te betwisten” (Gen. 6:3) en uiteindelijk om Christus, de Zoon des Mensen” ook onder hun heerschappij te brengen.
Jezus was de “Zoon van Adam” en wordt eveneens de laatste Adam genoemd (1 Kor. 15:45). Anders dan de engelen die zondigden was Jezus bereid om de prijs te betalen door aan het kruis te sterven om zo de mens het onsterfelijke lichaam te schenken. Bij Zijn opstanding had Jezus een lichaam van vlees en beenderen (Luk. 24:39), maar werd Hij niet langer beperkt door dit nieuwe geestelijke lichaam. Hij kon, wanneer Hij dit verlangde, in een geestelijke vorm veranderen en als zodanig “naar de hemel gaan”. Het doel van de schepping was om de heerlijkheid van God zowel in de hemel als in de aarde te manifesteren. Dit verkreeg Hij op een wettige wijze, daar waar de engelen die dit in Genesis 6 trachtten te doen faalden omdat zij dit op onwettige wijze deden.
En toen Hij ten slotte over de dood zelf triomfeerde, proclameerde Zijn opstanding de definitieve ondergang van de Nephilim. Zo was het motief van de engelen in Genesis 6 om de mensheid onder hun despotische heerschappij te onderwerpen. Jezus’ motief was echter om de mensheid vrij te zetten.
Dus ten eerste is het vanuit 2 Petrus 2:4 duidelijk dat de engelen die gezondigd hebben in afwachting van hun oordeel in een gevangenis van duisternis werden geworpen. Ook lezen we in 1 Petrus 3:18-20 dat de opstanding van Jezus aan de “geesten die in de gevangenis waren” proclameerde dat Hij Koning over de aarde was. De engelen waren de eerste die de troon op onwettige wijze probeerden toe te eigenen. Zij namen de dochters van Adam als vrouw om zo de claim van autoriteit over de aarde te leggen. Maar God verwoestte de aarde met een vloed en zette hen gevangen in boeien van duisternis.
Daarom is het duidelijk dat wanneer dit dieper bestudeerd wordt, Petrus niet sprak over Jezus die aan mensen in Hades predikte, maar over een proclamatie aan de geesten of engelen die in Tartarus geboeid waren.
Heel lang is onderwezen – na aanleiding van deze verzen – dat Jezus naar Hades ging en predikte onder de doden. Zij zeiden dat Hades uit twee gedeelten bestond, namelijk de hel voor ongelovigen en het paradijs voor de gelovigen. Na drie dagen van prediken stond Jezus vervolgens op uit de dood, waarbij hij het paradijs ontdeed van gelovigen en hen bij Zijn hemelvaart mee naar de hemel nam.
Dit verhaal is een leuke legende, maar het is helaas hoofdzakelijk gebaseerd op de verklaringen van Petrus die wij al eerder hebben geciteerd. En hier lopen we tegen een probleem aan, omdat Petrus niet naar de mensen in Hades verwees, maar naar de engelen (of geesten) die gezondigd hebben. Maar zoals we in hoofdstuk drie zullen zien ging Jezus naar Hades, maar heeft hij daar niet gepredikt.
Tartarus is vervolgens niet de plaats waar men noch voor of na het oordeel van de grote witte troon wordt geoordeeld. Het Tartarus van Petrus verschilt van de Griekse mythologie, ondanks dat de Bijbel de Griekse terminologie leent om zo een plaats die verschilt van Hades te beschrijven, namelijk de plaats waar “geesten” en “engelen” gevangen worden gehouden.