You successfully added to your cart! You can either continue shopping, or checkout now if you'd like.
Note: If you'd like to continue shopping, you can always access your cart from the icon at the upper-right of every page.
Dit is een boekje in zakformaat, een studie van 33 pagina's over de implicaties van Jezus 'gelijkenis in Mattheüs 21: 33-45 in het licht van de bijbelse geschiedenis.
Category - Pocket-Sized Book
De goddelijke wet profeteert dat Christus tweemaal moet komen om Zijn werk te volbrengen. De wetten met betrekking tot melaatsheid (sterfelijkheid) in Leviticus 14 laten ons zien dat er twee duiven benodigd zijn om een melaatse te reinigen. De offerdienst was profetisch voor het offer van Jezus Christus die Zijn leven gaf aan het kruis. Melaatsheid zelf is een Bijbels symbool van sterfelijkheid. Melaatsheid betekent immers een langzame maar een zekere dood. Haar kuur was onsterfelijkheid.
In de genoemde melaatsheidwetten waren er twee duiven betrokken. De eerste duif moest worden gedood. De tweede duif moest worden gedoopt in het bloed van de eerste en worden losgelaten in het open veld. De eerste duif profeteert daarom van de dood van Jezus Christus, terwijl de tweede duif profeteert van Zijn tweede komst. De tweede duif moest worden losgelaten in het open veld (akker). Jezus zegt in Mattheüs 13:38 dat “de akker de wereld is”. Vandaar dat Hij nog een keer moet terugkomen, maar deze keer niet om te sterven.
We lezen in Openbaring 19:13 dat tijdens Zijn tweede komst gekleed was met een in bloed gedoopt bovenkleed. Dit is een verwijzing naar Lev. 14:7 waar de tweede duif gedoopt werd in het bloed van de eerste. Het identificeert de tweede duif met de eerste duif en laat zien dat het tweede werk van Christus gebaseerd is op het eerste.
Het identificeert ook de tweede komst van Christus, niet met Juda, maar met Jozef. Jozef was de enig man in de Bijbel wiens kleed ook gedoopt was in bloed (Gen 37:31). Jezus kwam de eerste keer door de geslachtslijn van Juda (specifiek uit de geslachtslijn van koning David) om zo rechtmatig Koning te kunnen zijn. Hij moet als “Jozef” komen om Zijn eerstgeboorterecht te kunnen ontvangen, want in 1 Kron. 5:2 staat geschreven dat het eerstgeboorterecht van Jozef was. Dit is de reden waarom zijn kleed in Openbaring 19:13 in bloed gedoopt was.
Wanneer we deze basiselementen van de wet begrijpen kunnen we op deze kennis verder bouwen. Aan Juda was de Troon gegeven; aan Jozef het geboorterecht en de naam Israël. Bij Zijn eerste komst werd Zijn Troon toegeëigend, zoals ook Absolom zich de troon van zijn vader David toe-eigende. Deze staatsgreep werd gedaan met behulp van Achitofel (2 Samuel 15:12). Zo is ook de Troon van Jezus, met de hulp van Judas, toegeëigend door de religieuze leiders van Juda.
Op dit ogenblik naderen we het moment van de tweede komst van Christus en zien we dat hetzelfde type conflict zich weer herhaalt. Echter dit keer gaat het niet over de Troon, maar over het geboorterecht van Jozef. In 1948 stalen de Joden het geboorterecht van Jozef met behulp van de Kerk – de moderne Judas.
De Joden zijn, ook naar eigen zeggen, geen afstammelingen van Jozef en hebben daarom geen recht om de naam Israël (gegeven aan de zonen van Jozef) behorende bij het geboorterecht te claimen. In 1948 deden ze dit echter wel. Zij konden hun staat ook “Juda” noemen, zoals ook sommigen destijds suggereerden, maar zij verkozen de naam “Israël”. Vanwege de naamgeving dachten christenen dat dit de vervulling was van de profetieën m.b.t. tot het herstel van Israël.
Het betreft dus niets anders dan een déjà vu. Het verraad is compleet. Zowel de Troon van Juda als het geboorterecht van Jozef zijn onwettig toegeëigend, beide keren met de hulp van een “Judas”. Judas was een discipel en “vriend” van Jezus, die Hem verraadde. De Kerk is eveneens een discipel en “vriend” van Jezus, die Hem verraadde.
Zoals ook Judas werd vervangen, zo zal ook de Kerk worden vervangen door de overwinnaars. “Laat een ander zijn ambt als opziener nemen” lezen we in Handelingen 1:20. Deze tekst wordt geciteerd uit Psalm 109:8 en waarbij Davids refereert aan Achitofel.
Met betrekking tot de Schuldbrief zijn bovenstaande feiten cruciaal om te begrijpen om te zien hoe deze vervuld zal worden en wie de eerste opstanding zal beërven (Op. 20:4-6). Aan wie zal God de uitvoering van de belofte van Abraham voor de hele wereld toevertrouwen? Zal Hij die toevertrouwen aan degene die de gewelddadige wijze van Barabbas, Begin, Shamir, Ariel Sharon en de zionistische Likud-manier steunen? Of zal Hij deze administratie toevertrouwen aan degene die geloven in de Vredevorst? U weet hoe ik daar over denk.
Tussen 1914-1917 waren er 2520 jaren voorbij van de regering van Babylon en haar opeenvolgende koninkrijken. Gedurende deze 2520 jaar werd de Schuldbrief doorgegeven van Babylon naar Perzië, Griekenland en vervolgens Rome. Na de val van het Romeinse Rijk, werd de Schuldbrief wisselend gegeven aan de Roomse kerk en het Islamitische volk, net zoals Jeruzalem tussen hen wisselde.
Uiteindelijk kreeg Groot Brittannië in 1917 de macht over Jeruzalem, zodat God het laatste en finale scenario in gang zou gaan zetten. De vlag van Brittannië wordt “Union Jack” genoemd. Jack is een afkorting van Jakob. Jakob zou de Schuldbrief moeten ontvangen, omdat Jakob een grote fout jegens Ezau recht moest zetten. In Genesis 27 loog hij immers tegen zijn vader Izak en stal het geboorterecht.
Ezau werd Edom genoemd (Gen. 36:8). Edom is de Hebreeuwse naam. Idumea is het Griekse woord voor Edom en deze naam verschijnt in Ezechiël 36:5 (King James Version). Hun erfenis was de berg Seir (“bokken”). Dit zijn de “bokken” die Jezus zal scheiden van de ware schapen van Israël (Mat. 25:32).
Maar zoals alle historici ons duidelijk maken zijn de nakomelingen van Edom (Idumea) overwonnen door Juda in 126 v.Chr. De Idumeeërs zijn toen onder druk en met veel geweld bekeerd tot het judaïsme. Encyclopedieën vertellen ons overduidelijk dat vanaf dit moment Edom ophield een aparte natie te zijn en dat zij vervolgens alleen nog bekend waren en aangeduid werden als Joden. Dus het jodendom heeft Edom ingelijfd en vervuld vandaag de dag BEIDE DELEN VAN DE PROFETIE.
Aan de hand van de wetten van de verdrukking uit Lev. 26:40-42 zou Juda niet naar haar land kunnen terugkeren zonder eerst haar vijandschap tegen Jezus Christus toe te geven en te belijden. Maar zij konden wel terugkeren als Edomieten, omdat de profetie van Izak aan Ezau in Gen 27:40 ons zegt: “Maar als je tot macht komt, zul je zijn juk van je nek afrukken”. Jakob had een schuld bij Ezau, omdat Jacob tegen Ezau had gezondigd. Hij was hem een geboorterecht verschuldigd. Om deze reden moest Groot Brittannië (Jakob) het land aan Ezau teruggeven, zodat Ezau de mogelijkheid had zijn onwaardigheid te bewijzen. Een oudere zoon kon zonder oorzaak niet worden onterfd van zijn geboorterecht.
Ezau – ofwel de huidige Israëlische staat - heeft nu meer dan genoeg tijd gehad om aan de wereld te bewijzen waarom God hem, en zijn wijze om het Koninkrijk met geweld te pakken, heeft verworpen. Dit loopt op z’n einde. Het geboorterecht is hem in 1948 gegeven, met daarbij gepaard gaande goddelijke autoriteit, verantwoordelijkheid en rekenplichtigheid om de originele Schuldbrief te betalen, ofwel hij moest de vruchten van het Koninkrijk aan God overhandigen. Als ze dit gedaan zouden hebben, zouden zij de zegeningen van Abraham hebben gebracht aan de rest van de wereld. Het Koninkrijk van God zou dan in gerechtigheid gevestigd zijn. Dit hebben ze niet gedaan en hebben daarom ook gefaald. Daarom werd na 46 jaar de Schuldbrief in 1993 aan de overwinnaars gegeven.