You successfully added to your cart! You can either continue shopping, or checkout now if you'd like.
Note: If you'd like to continue shopping, you can always access your cart from the icon at the upper-right of every page.
Een grondige studie van Israëls feesten en hun profetische betekenis voor de wederkomst van Christus. De meeste christenen weten dat het Pascha de timing van Christus 'dood aan het kruis liet zien in Zijn eerste verschijning; maar weinigen begrijpen de betekenis van Trompetten, de Grote Verzoendag en het Loofhuttenfeest. Dit boek leert ook de wetten van Sonship and the Manchild.
Category - Long Book
Het uiteindelijke doel van God met de schepping is het voortbrengen van de rechtspersoonlijke Zoon naar Zijn evenbeeld. Dit was de ware betekenis van Zijn gebod in Genesis 1:28: “Wees vruchtbaar, word talrijk, vervul de aarde en onderwerp haar.” Wanneer Adam voor zijn zondeval kinderen had voortgebracht, dan zou hij kinderen voortgebracht hebben naar het evenbeeld van God, naar wiens evenbeeld hijzelf was geschapen. Maar in plaats daarvan werden al zijn kinderen geboren nadat hij het verheerlijkte lichaam verloren had. Daarom zijn al zijn afstammelingen sterfelijk, vleselijk en onvolmaakt, waardoor ze te kort schieten aan de oorspronkelijke heerlijkheid van God, waarvan Adam ooit doordrongen was.
De feestdagen van Israël waren ontworpen om ons het patroon van het herstel tot heerlijkheid te onthullen. Adam kon deze heerlijkheid ervaren voordat de zonde de wereld binnen kwam. De feestdagen zijn geen einde op zich, maar eerder een middel om te eindigen. De feestdagen zijn een progressief patroon, een reis vanuit de diepten van slavernij en zonde tot de hoogten van de heerlijke vrijheid van de kinderen van God en het verheerlijkte lichaam. Het is geen reis van de aarde naar de hemel, maar een reis op aarde van de dood naar het leven, van corruptie naar zuiverheid, van het beeld van de eerste Adam naar het beeld van de Tweede Adam.
Dit is het grote geheim van de schepping dat grotendeels voor de wereld, en zelfs voor de meeste gelovigen door heel de geschiedenis heen, verborgen is. God heeft Zijn gehele plan nog niet in één keer kunnen onthullen, zelfs niet aan degenen die Hem liefhebben. Het bouwt zich op d.m.v. progressieve openbaringen. De waarheden zelf zijn vanaf het begin al onthult, maar God heeft de mens geen onmiddellijk begrip gegeven over wat er onthuld werd. Vanwege deze reden zijn de waarheden op tabletten en in boeken geschreven, opdat op een juist moment haar betekenis door toekomstige generaties begrepen kon worden. Zo vertelt Paulus ons in Kolossenzen 1:26, 27, van het grote geheimenis van God in de Bijbel,
26 namelijk het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen. 27 Aan hen heeft God willen bekendmaken wat de rijkdom is van de heerlijkheid van dit geheimenis onder de heidenen [ethnos, etnische groepen of volken]: Christus in u, de hoop op de heerlijkheid.
Jezus Christus is door de Vader van boven verwekt tot wat wij de Maagdelijke Geboorte noemen. Hebreeën 1:3 spreekt van de natuur en het karakter van Christus,
3 Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk [Grieks: charakter] van Zijn zelfstandigheid [Grieks: hupostasis, wezen], Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord, heeft, nadat Hij de reiniging van onze zonden door Zichzelf tot stand had gebracht, Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen.
De Expository Dictionary van Vine zegt dat het Griekse woord charakter het volgende betekent:
“ten eerste, een voorwerp om mee te graven (van charasso, insnijden, grosseren; in net Nederlands: karakter, karakteristiek); ten tweede een stempel of afdruk; zoals een munt of een zegel weermee iets verzegelt wordt om een afdruk van het product te maken… De Zoon van God is niet slechts Zijn beeld (Zijn karakter), Hij is het beeld of afdruk van Zijn wezen of essentie.”
Enkelen betogen de finesses van de ultieme relatie van de mens met God wanneer hij ten slotte Zijn beeld verkrijgt. Maar zelfs Johannes verklaarde dit niet te weten. 1 Johannes 3:2 zegt,
2 Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn. Maar wij weten dat, als Hij geopenbaard zal worden, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is.
Het is voldoende om te weten dat Jezus Christus van boven verwekt werd, dat Hij het exacte beeld van de Vader in de hemel was, en dat wij als christenen ook van boven verwekt zijn, opdat wij ook het beeld van de Hemelse mogen dragen (1 Kor. 15:49). Jezus was de patroon Zoon. Zijn verwekking, leven en uiteindelijke verheerlijking toont ons het pad dat wij moeten volgen. Het pad begint niet met de geboorte, maar met de verwekking of conceptie.
Jezus vertelde Nicodemus in Johannes 3:3 het volgende,
3 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet opnieuw geboren [Grieks: gennethe anothen, “van boven verwekt”] wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien.
De term “opnieuw geboren”, zoals het in de HSV vertaald wordt, is voor ons doel hier niet accuraat genoeg. Het zou vertaald moeten worden met “verwekt van boven”, ofwel verwekt uit God, de Vader, door de Heilige Geest.
Het Griekse woord gennethe is de stam van gennao. Dr. Bullinger zegt ons het volgende in zijn aantekeningen over Mattheüs 1:2,
“gewon. Gr. Gennao. Wanneer het voor de vader gebruikt wordt = verwekken of veroorzaken; en voor de moeder betekent het voortbrengen in de wereld.”
De man veroorzaakt; de vrouw bevalt. En zo lezen we in Mattheüs 1:2 dat Abraham Izak gewon, terwijl het vanzelfsprekend is dat Abraham in werkelijkheid niet van Izak beviel. Abraham verwekte Izak slechts in de baarmoeder van Sara, die op haar beurt van Izak beviel.
In Mattheüs 1:20 verscheen de Heere aan Jozef en vertelde hem om Maria als vrouw te nemen, hoewel zij zwanger was en door vele als overspeelster beschouwd werd. De engel legde hem het volgende uit: “want wat in haar ontvangen [verwekt] is, is uit de Heilige Geest.” Het Griekse woord waarmee ontvangen [verwekt] vertaald is, is gennethen, van gennao. Het is vanzelfsprekend dat Jezus nog niet in Bethlehem geboren was. Wij zien dat het woord hier dus gebruikt wordt voor de conceptie en niet voor de bevalling. De Heilige Geest handelde als de Vader door in Maria een embryo te verwekken of te veroorzaken.
Maar wat betekent dit allemaal voor ons? Hoe kan dit toegepast worden op Johannes 3:3, waar Jezus Nicodemus vertelde dat hij “opnieuw geboren” moest worden? Het toont aan dat, wanneer de Heilige Geest bij ons in gaat inwonen, we zodoende van boven verwekt worden. De term “opnieuw geboren” worden is niet heel accuraat, want het impliceert dat we dan al volledig naar het beeld van de Vader gemaakt zijn. Het feit is dat een embryo nog niet zijn uiteindelijke vorm heeft aangenomen. Het is slechts net gemaakt en gevormd naar het beeld van de vader en moeder. De leer dat christenen nu al “opnieuw geboren” zijn, heeft ervoor gezorgd dat velen denken dat ze het laatste levensdoel op aarde al bereikt hebben, en dat er voor de rest niet zoveel meer gedaan hoeft te worden, behalve te wachten om naar de hemel te gaan. Terwijl het enige doel van een christen hier op aarde is, is om aan anderen te getuigen en om hun kerk te steunen met hun aanwezigheid en hun geschenken.
Eén van de grote doelen van dit boek is om deze gedachtegang aan te vechten en de mensen te laten zien dat ze verschillende ontwikkelingsniveaus, die door de feestdagen van Israël geopenbaard worden, moeten doorlopen om bij hun laatste bestemming te arriveren.
Wij concluderen dus dat Johannes 3:3 Nicodemus (en ons) instrueert om “van boven verwekt” te worden, in plaats van “opnieuw geboren”. Alles op zijn tijd. We moeten eerst van boven verwekt worden voordat we tot volledige geboorte gebracht kunnen worden.
Een vrouw is halverwege haar maand vruchtbaar. Zo zien wij dat het feest van Pascha halverwege de eerste maand plaats vind. Het bevruchte eitje zal zich binnen enkele dagen aan de zijkant van de uterus hechten. De implantatie wordt kort na Pascha uitgebeeld door het beweegoffer. Dit volbrengt het verwekken van het nieuwe leven.
Zeven weken later, op de Pinksterfeest, heeft het nieuwe embryo al zijn vingers en tenen ontwikkeld en lijkt in dit stadium op een klein mensje. Het kind heeft nu zijn vorm aangenomen.
Maanden later, op de eerste van de zevende maand, het feest van de Bazuinen, is het gehoor van het kind ontwikkeld. Men moet het geluid van de bazuin kunnen horen.
Op de tiende dag van de zevende maand, de Verzoendag, wordt de bloedtoevoer van het kind gescheiden van zijn moeder. Het kind is nu in staat om zijn eigen rode bloedcellen te produceren.
Halverwege de zevende maand, het Loofhuttenfeest, zijn de longen van het kind voldoende ontwikkeld om buiten de baarmoeder van zijn moeder met een eigen ademhaling te overleven. Als het kind prematuur geboren wordt heeft het een goede kans op overleven. Zo zijn ook degenen die geboren worden op het Loofhuttenfeest in staat om met hun geestelijke ontwikkelde longen de adem van God te ademen. Ofwel, ze zijn volwassen genoeg om de adem van de Heilige Geest in zijn volheid te verduren.
Daarnaast is er nog een feest dat misschien wel binnen dit scenario past. Het is het feest van toewijding of het feest van de lichtjes, ofwel Chanoeka. Het is een post-Messiaans feest, waarbij de gebeurtenissen in 165 v.Chr. worden herdacht. Het is een achtdaags feest dat begint op de 25e dag van Kislev, de negende maand op de Hebreeuwse kalender. In de ‘Funk and Wagnalls New Encyclopedia’ lezen we,
“Chanoeka herdenkt de herinwijding van de tempel van Jeruzalem door Juda de Makkabeër in 165 v.Chr. nadat de tempel was ontheiligd door Antiochus IV Epiphanes, de koning van Syrië en opperheer van Palestina. In 168 v.Chr. werd de tempel, op een datum dat correspondeert met 25 december van de Gregoriaanse kalender, in opdracht van Antiochus toegewijd aan de aanbidding van Zeus Olympius. Een altaar voor Zeus werd op het hoge altaar gezet. Toen Judas de Makkabeër de tempel drie jaar later heroverde, zuiverde hij de tempel en plaatste hij een nieuw altaar op de plek van het ontheiligde altaar. De tempel werd vervolgens heringewijd tot God met festiviteiten die acht dagen duurden. Volgens de traditie van de talmoed kon er maar slechts één karaf van pure olijfolie gevonden worden, dat verzegeld was door de hogeprieser en bedoeld was voor het gewijde ritueel, maar dat deze kleine hoeveelheid op wonderbare wijze acht dagen bleef branden.
Misschien volbrengt dit feest van de lichtjes wel de normale, negen maanden geboortecyclus op een profetische manier, waarbij de nieuwe geboren baby het daglicht ziet. Ook is het mogelijk dat het profetisch aanduidt dat sommigen geboren zullen worden op Loofhutten tijdens de eerste opstanding, terwijl het merendeel later geboren zal worden bij de algemene opstanding uit de dood. Met andere woorden, sommigen zullen eerder gereed zijn tijdens het Loofhuttenfeest, maar de grote schare van gelovigen zullen het licht van Gods volle aanwezigheid aan het einde van de duizend jaar ingaan.
Daarom concluderen wij dat de feestdagen van Israël bedoeld waren om de ontwikkeling van embryo vanaf de conceptie tot geboorte uit te beelden. Sinds de feesten ook ontworpen waren om ons het pad van geestelijke ontwikkeling te tonen, lijkt het erop dat onze rechtvaardiging door geloof (Pascha) niet de nieuwe geboorte was, maar de nieuwe conceptie dat uiteindelijk zal leiden tot een nieuwe geboorte. De conceptie geschiedde door de Heilige Geest, want God is onze Vader. Net zoals een embryo in het begin in geen enkel opzicht op zijn ouders lijkt, zal, als de tijd verstrijkt, het kind meer en meer op het beeld van vader gaan lijken. Dit geldt ook voor ons in onze christelijke ervaring.
Pseuche betekent binnen de Griekse taal de ziel. Dit is een vrouwelijk woord. Dus toen God de mens als levende ziel maakte, maakte Hij hem vrouwelijk in de zin dat de mens bevrucht moest worden door de Heilige Geest van God om zo Christus, “de hoop op de heerlijkheid”, voort te brengen. De ziel van de mens is de baarmoeder van God waarmee Hij Zichzelf voortbrengt op de aarde.
Wanneer een kind verwekt is, heeft hij de genen van zowel zijn vader als moeder. De Adamitische mens “is uit de aarde, stoffelijk” (1 Kor. 15:47). Maar God is Geest (Johannes 4:24). Hoe kan een Geest paren met een aards schepsel om zo een kind voort te brengen? Er bestaat geen manier om dit uit te leggen. We weten alleen dat het alreeds gebeurd is en de toonbeeld hiervan is Jezus Christus Zelf. De Heilige Geest overschaduwde Maria, een maagd, en zij werd zwanger van een zoon die Christus genoemd werd.
Op dezelfde manier moet de Heilige Geest ons, onze ziel, overschaduwen en Christus in ons verwekken. Dit is het grote geheimenis van God. Het is niet alleen verborgen voor de wereld, maar het is ook een verborgen werk in onze ziel. Dit is het grote huwelijk tussen geest en ziel, tussen hemel en aarde, tussen God en de mens, tussen Christus en Zijn Bruid. Het doel van dit huwelijk is om de Mensenzoon voort te brengen.
De apostel Paulus vestigde de kerk in Galatië. Hij schilderde zichzelf, tijdens de zwangerschap van deze kerk, af als de verloskundige of de primaire verzorger. Daarom zegt hij in Galaten 4:19: “Mijn lieve kinderen, van wie ik opnieuw in barensnood ben totdat Christus gestalte in u krijgt.” De christenen in Galatië hadden de waarheid van Jezus Christus aangenomen en waren, in essentie, met God gehuwd. De Heilige Geest was over hen gekomen om Christus in te verwekken, en Christus werd, nu ze volwassen werden in Christus, in hen “gevormd”.
Het probleem was dat zij van de waarheid waren afgedwaald, waardoor zij hun vertrouwen in de wet legden – voornamelijk in de wet van de vleselijke besnijdenis – als zijnde essentieel voor hun rechtvaardiging. Paulus herinnert hen eraan dat de besnijdenis van het vlees een teken van het Oude Verbond was, terwijl de besnijdenis van het hart het teken van het Nieuwe Verbond was. Vandaar dat hun afhankelijkheid van de vleselijke besnijdenis erop duidde dat zij hun vertrouwen op het Oude Verbond stelde, alsof hen dit zou redden. Als deze overtuiging wortel zou gaan schieten, zou dit ervoor zorgen dat de Mensenzoon in hun zou worden geaborteerd.
Door hun vertrouwen te stellen in de vleselijke besnijdenis identificeerde de kerk van Galatië zich eveneens met het Oude Jeruzalem, net zoals de ongelovigen in het judaïsme. Paulus legt uit dat het Oude Jeruzalem Hager, en niet Sara, was (Gal. 4:25). Ook werd zij geassocieerd met de berg Sinaï, die in Arabië staat – de erfenis van de afstammelingen van Hagar. Zoals Jeremia 7:14 profeteert, en zoals dit gezien werd door een andere profeet in Ezechiël 10 en 11, had God Zijn naam van het Oude Jeruzalem gedistantieerd. God zei dat Hij Zijn naam van Jeruzalem zou distantiëren, net zoals Hij het van Silo gedistantieerd had in de dagen van de priester Eli. Openbaringen 3:12 en 22:4 zeggen ons heel duidelijk dat God Zijn naam en de naam van het Nieuwe Jeruzalem nu geplaatst heeft op de tempel van Zijn Lichaam. Hij zal nooit meer een fysieke tempel op de oude tempelberg in de oude stad Jeruzalem verheerlijken.
We leren van het boek Galaten, en van de zorgen van Paulus over hen, dat het voor de kerk mogelijk was om de Mensenzoon te aborteren. En de zorgen van Paulus waren weldegelijk op zijn plaats, want geen enkele generatie van de Kerk heeft tot op heden de Mensenzoon voortgebracht.
De primaire wet van de Mensenzoon kunnen we vinden in Deuteronomium 25. Het is een onbekende wet omtrent een kinderloze weduwe en hoe de broer van de dode man haar nageslacht moest voortbrengen. Deuteronomium 25:5-10 zegt als volgt,
5 Wanneer broers bij elkaar wonen en een van hen sterft zonder dat hij een zoon heeft, dan mag de vrouw van de gestorvene niet de vrouw van een vreemde man buiten de familie worden. Haar zwager moet bij haar komen en haar voor zichzelf tot vrouw nemen, en zo zijn zwagerplicht tegenover haar vervullen. 6 En het moet zó zijn dat het eerste kind dat zij baart, op naam van zijn gestorven broer zal staan, zodat diens naam niet uit Israël wordt uitgewist. 7 Maar als deze man niet geneigd is zijn schoonzuster tot vrouw te nemen, dan moet zijn schoonzuster naar de poort gaan, naar de oudsten, en zeggen: Mijn zwager weigert een naam voor zijn broer in Israël in stand te houden. Hij wil zijn zwagerplicht tegenover mij niet vervullen. 8 Dan moeten de oudsten van zijn stad hem roepen en tot hem spreken; blijft hij bij zijn standpunt en zegt hij: Ik ben niet geneigd haar tot vrouw te nemen, 9 dan moet zijn schoonzuster voor de ogen van de oudsten naar hem toe gaan, zijn schoen van zijn voet trekken, hem in het gezicht spuwen, en daarbij het woord nemen en zeggen: Zo wordt met de man gedaan die het gezin van zijn broer niet wil bouwen. 10 En zijn naam zal in Israël luiden: Het huis van hem bij wie de schoen is uitgetrokken.
Wanneer een man kinderloos sterft, zonder een nageslacht voor zijn erfenis, was het de taak van de broer van de dode man om nageslacht door haar te verwekken in naam van zijn broer. Hierbinnen bestond ook nog een specifiek bevel, zoals we in het verhaal van Ruth kunnen zien.
In dat verhaal waren Elimelech en Naomi van Juda naar Moab verhuist. Ze werden gedwongen al hun bezittingen te verkopen vanwege een hongersnood die hen in schulden had gebracht. Zij moesten tot het Jubeljaar van hun land af, tenzij zij op de een of andere manier hun land konden (ver)lossen.
Elimelech had twee zonen, Machlon en Chiljon. Beiden huwden zij vrouwen uit het land Moab. Machlon trouwde met Ruth en Chiljon met Orpa. Vervolgens stierven beide zonen, zonder dat zij nageslacht hadden verwekt voor de familie-erfenis in het land Juda. Eén van de bloedverwanten van Machlon, Boaz, hield van Ruth en zou haar meteen hebben gehuwd, ware het niet dat het eerste recht van de bloedverwant toebehoorde aan een nauwer familielid. Daarom legt hij haar in Ruth 3:12, 13, het volgende uit,
12 Nu dan, het is waar dat ik een losser ben, maar er is nog een losser, nauwer verwant dan ik. 13 Overnacht vannacht hier. Als het morgenochtend gebeurt dat hij u lost, goed, laat hem lossen. Als hij echter niet geneigd is u te lossen, dan zal ík u lossen, zo waar de HEERE leeft. Ga nu maar liggen tot de morgen.
In het verhaal roept Boaz de bloedverwant met het eerst recht op (ver)lossing bij zich, en vraagt of hij het bezit van Elimelech wilde (ver)lossen. Hij wilde dit inderdaad doen, maar toen hij erachter kwam dat hij daardoor Ruth moest huwen veranderde hij van gedachten. Josephus zegt ons in Antiquities V, ix, 4,
“Rond de middag ging Boaz naar de stad en riep daar de senaat bijeen, en toen hij Ruth had laten komen, riep hij ook haar bloedverwant bij zich; en toen deze kwam zei hij: “Zijt gij niet de erfenis van Elimelech en zijn zonen in bezit nemen?” Hij gaf toe dat hij het in bezit zou nemen, en dat hij dit zou doen op de manier waarop de wet dit voorschreef, want hij was de nauwste bloedverwant. Vervolgens zei Boaz: “Gij moet de wet niet slechts voor de helft houden, maar de hele wet; want de vrouw van Machlon is hierheen gekomen, die gij, volgens de wet, moet huwen, zodat gij hun akkers in bezit kan nemen.” Daarna gaf de man zowel de akker als de vrouw aan Boaz, die zelf ook verwant was met degenen die dood waren, en ontleende deze actie aan het feit dat hij alreeds een vrouw en kinderen had; daarom riep Boaz de senaat als getuige en gebood de vrouw haar schoen los te maken en hem, volgens de wet, in het gezicht te spuwen; en toen dit geschied was huwde Boaz Ruth en zij kregen binnen het jaar een zoon.”
Dit verhaal illustreert de wet van de Mensenzoon die gevonden kan worden in Deuteronomium 25 en die we hier nu behandelen. Het is een profetische wet waardoor de Mensenzoon geboren moet worden. In Hebreeën 2:11-15 lezen we dat Jezus Christus onze oudere broeder is:
11 Immers, zowel Hij Die heiligt als zij die geheiligd worden, zijn allen uit één. Daarom schaamt Hij Zich er niet voor hen broeders te noemen, 12 want Hij zegt: Ik zal Uw Naam aan Mijn broeders verkondigen; te midden van de gemeente zal Ik U lofzingen. 13 En verder: Ik zal Mijn vertrouwen op Hem stellen. En vervolgens: Zie, Ik en de kinderen die God Mij gegeven heeft. 14 Omdat nu die kinderen van vlees en bloed zijn, heeft Hij eveneens daaraan deel gehad om door de dood hem die de macht over de dood had – dat is de duivel – teniet te doen, 15 en allen te verlossen die door angst voor de dood gedurende heel hun leven aan slavernij onderworpen waren. 16 Want werkelijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het nageslacht van Abraham aan. 17 Daarom moest Hij in alles aan Zijn broeders gelijk worden…
Deze verzen laten ons zien dat Jezus Christus als afstammeling van Abraham gekomen is om zo het wettelijke recht op lossing te hebben om Zijn broeders van het Huis van Israël te verlossen. Maar meer nog, Jezus Christus kwam eveneens als vlees en bloed – en niet als de natuur van engelen – om zodoende ook het recht op lossing van heel de mensheid terug tot Adam te verlossen. Hij is zowel de naaste bloedverwant van Israël als van alle vlees en bloed.
Jezus stierf kinderloos. Jezus was niet gehuwd, noch had Hij enige fysieke kinderen. Maar meer belangrijk; Hij had in de ruimste zin van het woord geen geestelijke kinderen. Niemand was tot die tijd tot volledige geestelijke geboorte gekomen. In Hebreeën 11 staat een lange lijst van heiligen uit het Oude Testament, maar zij waren allen gestorven zonder de belofte te ontvangen – hetgeen de vervulling van Loofhutten is en de geboorte van de gemeenschap van de Mensenzoon.
Daarom worden wij – de broeders van Jezus – geroepen om zaad voort te brengen voor onze oudere broeder, zodat Zijn naam niet uit Israël gewist zal worden, waardoor Hij Zijn erfenis in de aarde niet zal verliezen. In de persoonlijke toepassing van deze wet is onze ziel de “vrouw” die overschaduwd moet worden door de Heilige Geest, om zodoende Christus in u voor te brengen. Dat heilige Zaad in u, met God als de Vader, is volmaakt en kan niet zondigen. 1 Johannes 3:9 zegt,
9 Ieder die uit God geboren is, doet de zonde niet, want Zijn zaad blijft in hem [Christus in u]; en hij kan niet zondigen, omdat hij uit God geboren is.
Dat heilige Zaad (embryo) in u kan niet zondigen, want, net zoals Jezus Christus, heeft Hij niet de eerste Adam als Zijn Vader. Dit heilige Zaad bevind zich in de schoot van uw ziel, waar het groeit en het zich ontwikkelt tot aan het moment van de volledige geboorte.
Dit Zaad is in feite de ware jou. Dat Zaad is wat u zult worden. Het is niet uit uw vlees. Dit kan het beste geïllustreerd worden door het observeren van een vlinder. Het begint als een worm of rups, dat zijn gehele lichaam in een cocon wikkelt, met uitzondering van zijn hoofd, dat spoedig zal sterven en eraf valt. Maar door het proces van de zogenaamde “metamorfose”, wordt het getransformeerd in een vlinder. Op dezelfde manier hebben wij een levend Zaad in ons waardoor wij in staat zijn ons te transformeren in een nieuw schepsel. Net zoals in het lichaam van de rups het zaad van de vlinder bevind, zo hebben wij als christenen het Zaad van Christus in ons. Het hoofd van de oude Adam valt af wanneer deze metamorfose af is en vervolgens worden we, naar het beeld van Christus, als een nieuwe schepping geboren.
Wanneer Paulus spreekt in Romeinen 7:18-20, maakt hij onderscheid tussen ons vlees (de “worm”) en het geestelijke Zaad in ons (de “vlinder”),
18 Want ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, niets goeds woont. Immers, het willen is er bij mij wel, maar het goede teweegbrengen, dat vind ik niet. 19 Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. 20 Als ik nu dat doe wat ik niet wil, breng ík dat niet meer teweeg, maar de zonde die in mij woont.
Paulus maakt een onderscheid tussen de man van zonde in ons, en de Rechtvaardige in ons. Die Rechtvaardige is verwekt uit God en wil en kan daarom niet zondigen. Maar er is nu een innerlijke strijd aan het woeden tussen deze twee “mensen”, vertegenwoordigd door de eerste Adam (de oude mens) en de tweede Adam (de nieuwe mens).
Wij merken dat wij zelfs nu het zaad van onze oudste broeder, Jezus Christus (die zich er niet voor schaamde om ons broeders te noemen), voortbrengen. De wet uit Deuteronomium 25 toont aan dat als wij dit weigeren te doen, wij onze schoen zullen verliezen. Met andere woorden, onze christelijke levenswandel zal dan ernstig verstoord worden. Paulus vergelijkt het christelijke leven met een hardloopwedstrijd. Het is erg lastig om een wedstrijd te rennen met slechts één schoen, dit omdat het levenspad niet altijd even vlak is. Onderweg zijn er vele stenen en doornen. Er zijn vele vlakten van heet brandend zand. Het is niet erg aannemelijk dat iemand met slechts één schoen de wedstrijd zal winnen. Waarschijnlijk zal deze persoon als laatste hinkelend over de finishlijn komen.
Als wij als christenen een andere focus hebben dan het winnen van de prijs van de hoge roeping van God, dan proberen wij de wedstrijd te rennen met één schoen, of op z’n minst met losse veters. Wij moeten begrijpen dat het heilige Zaad in ons gevoed moet worden met de waarheid van Gods woord, waardoor Christus in ons tot volwassenheid en volkomen geboorte gebracht zal worden. De reis van deze geestelijke zwangerschap is in kaart gebracht door de reis van Israël van Egypte tot het Beloofde Land. De belangrijkste rustplaatsen op deze kaart worden aangeduid door de feestdagen. Bij elke stop langs de weg kunnen wij zaken van God ervaren en leren.
Zoals we al eerder hebben gezien heeft de eerste komst van Christus ervoor gezorgd dat onze redding door Zijn bloed, dat Hij vergoten heeft voor de hele wereld, gekocht is. De tweede komst omvat het brengen van vele zonen tot de heerlijkheid. De eerste komst was een Juda werk; de tweede een Jozef werk. Het Juda werk houdt in dat Christus in Bethlehem geboren moest worden, uit het Huis van David. Hij moest sterven als het Lam van God om de zonden van de wereld weg te nemen. Hij moest eveneens uit de dood opstaan om de rest van zodoende de weg te leiden van de dood tot het opstandingleven.
Het Jozef werk daarentegen is behoorlijk anders. Jozef was een vruchtbare zoon en het Zoonschap is het doel van Zijn tweede komst. Hij zal veel zonen tot heerlijkheid brengen (Heb. 2:10). Zijn komst wordt afgebeeld door het veroverende Woord, wiens kleed in bloed gedoopt is. Hij is dus de vervulling van de tweede duif, die in het bloed gedoopt was en in het open veld vrij werd gelaten.
Hij wordt eveneens afgeschilderd als de profetie van Jona, wiens naam “duif” betekent. In dat verhaal toont het tweede gedeelte ervan aan dat het Woord tot Ninevé gestuurd wordt om alle vijanden van God, door middel van berouw en onderwijzing, onder Zijn voeten te brengen. Vanwege deze reden wordt Christus, wanneer Hij op het paard komt, afgebeeld als het WOORD.
Door dit alles heen zien wij heel duidelijk het pad van onze reis van slavernij van de zonden tot de heerlijke vrijheid van de kinderen van God afgebeeld. Het is het pad van Israël dat eerst door Mozes geleidt werd, en vervolgens door Jozua (Yeshua, ofwel Jezus). De details worden ons geschonken door de instructies over hoe wij de feesten van Israël moeten vieren. Zonder enig begrip van deze feesten is het onmogelijk om een heldere perceptie van de waarheid te verkrijgen, in zo verre het de komst van Christus betreft. Dit geldt, wat betreft de tweede komst, nog steeds, zoals het tweeduizend jaar geleden bij Zijn eerste komst gold.
Er is een intens persoonlijk (individueel) beeld dat de Schriften ons voorhoudt, over hoe wij kunnen doorgroeien tot de onvergankelijkheid en onsterfelijkheid van ons “Beloofde Land”. Dezelfde verhalen profeteren eveneens wat God in het grote geheel met de gehele aarde op een breed, geschiedkundig niveau doet. Het beeld toont ons drie niveaus, het Tijdperk van Pascha, dat alreeds voorbij is, het Pinkstertijdperk dat nu ten einde is gekomen en het Loofhuttentijdperk dat nu op het punt staat te beginnen.
Het is onze hoop en gebed dat dit boek u, als lezer, heeft geassisteerd in het verkrijgen van een heldere kijk op de hoop die voor ons ligt.