You successfully added to your cart! You can either continue shopping, or checkout now if you'd like.
Note: If you'd like to continue shopping, you can always access your cart from the icon at the upper-right of every page.
De Bijbel zegt dat elke knie zal buigen voor Jezus Christus en dat God alle oordeel aan Jezus heeft toevertrouwd. Hoe zal God dit doel bereiken? Zal Hij dit doen door te weigeren de mensheid voor zonde te oordelen? Of zal Hij het doen door zijn oordelen? Dit boekje laat het verschil zien tussen Universalisme, dat elk goddelijk oordeel ontkent, en Restorationism, dat leert dat de oordelen van de wet correctief en herstellend zijn.
Category - Short Book
Handelingen 3:20 en 21 zegt,
20 en Hij Jezus Christus zal zenden, Die tevoren aan u verkondigd is. 21 Hem moet de hemel ontvangen tot de tijden waarin alle dingen worden hersteld, waarover God gesproken heeft bij monde van al Zijn heilige profeten door de eeuwen heen.
Het doel van de bediening van Elia is om ‘alles te herstellen’ (Mat. 17:11), en Handelingen 3:21 zegt ons dat deze bediening van herstel door heel het Oude Testament heen werd geprofeteerd (“door de eeuwen heen”, d.i. vanaf het begin van de wereld, King James Version). We moeten dit dus duidelijk terug zien in zowel het Nieuwe als het Oude Testament.
De noodzaak voor dit herstel in de komende tijdperken duidt erop dat de wereld beschadigd is en herstelt moet worden. Het vers vertelt ons ook dat de tweede komst van Christus dit herstel brengt, want ‘Hem moet de hemel ontvangen” tot de tijd van herstel aanbreekt.
Over het algemeen wordt aan christenen geleerd dat Jezus spoedig terug komt –– en wat zal Hij boos zijn! We zijn besmet met het Jonathan Edwards’ “toornige God syndroom”, in plaats van met de Bijbelse kijk op de God van Liefde die geopenbaard is in Jezus Christus.
Hij komt inderdaad om de wereld te oordelen, want Hij heeft het gezag gekregen om te oordelen (Joh. 5:27). Maar oordelen is geen synoniem voor verdoemen. Het Griekse woord voor oordeel is ook het woord voor onderscheidingsvermogen. Te oordelen betekent het rechtmatig scheiden van het woord van waarheid. Als een rechter eenmaal een getuige heeft aangehoord en heeft kunnen onderscheiden wie liegt en wie de waarheid spreekt, dan pas is hij in staat om een goede beslissing te maken om de wettige orde te herstellen. Hij kan dan de zondaar oordelen door terugbetaling op te leggen en hij kan de rechtvaardige oordelen door hem te rechtvaardigen of vrij te spreken.
Beide vormen van oordeel worden gedaan vanuit een hart van liefde, want liefde streeft naar waarheid, en als er sprake is van overtreding (zonde) corrigeert de liefde de zondaar door het oordeel van de wet. Het hart van de zondaar kan natuurlijk egocentrisch en verhard zijn en dan lijkt de wet vanuit zijn oogpunt slecht, maar deze waarneming is een illusie. Het doel van de wet is de zondaar te corrigeren en om de wettige orde te herstellen.
Daarom hebben de goddelijke oordelen die op aarde gesproken gaan worden als doel om alle dingen te herstellen en niet om alles te vernietigen. De wet vernietigt de zonde, maar niet de zondaar zelf, en de wettelijke oordelen vernietigen de zonde op aarde en niet de aarde zelf.
Als wij ernaar streven om overwinnaars te worden zodat we met Hem zullen heersen en regeren als “priesters” in het toekomende tijdperk (Op. 20:6), dan moeten we nu al beginnen aan onze training voor het priesterschap. Dit betekent niet noodzakelijkerwijs dat wij naar een seminarium moeten gaan, maar het vereist ons dat wij leren hoe we moeten oordelen (hoe wij de waarheid kunnen onderscheiden). Paulus zinspeelt hierop in 1 Kor. 6:2 en 3, waar hij zegt,
2 Weet u niet dat de heiligen de wereld zullen oordelen? En als door u de wereld geoordeeld wordt, zou u dan ongeschikt zijn voor de meest onbeduidende rechtszaken? 3 Weet u niet dat wij engelen zullen oordelen? Hoeveel te meer dan alledaagse dingen?
Velen hebben het idee dat alleen Jezus de wereld zal oordelen. Ons is een vertekend beeld aangeleerd over Mat. 7:1 waar staat: “Oordeel niet, opdat u niet geoordeeld wordt.” Hoewel het klopt dat we geoordeeld zullen worden naar onze eigen norm (zoals de wet ons ook leert), berispt Paulus de kerk in Korinthe vanwege het niet hebben van een persoon die hun interne geschillen op een goddelijke manier kan oordelen (1 Kor. 5:4 en 5).
Spreekt Paulus Jezus hiermee tegen? Natuurlijk niet. Een gelovige die in zijn geloof tot volwassenheid is gekomen kent de wet en begrijpt de bedoeling van de rechtvaardige beslissingen (oordelen) van de Auteur. Een dergelijke rechter neemt zijn werk serieus, want hij weet dat als hij beslissingen maakt die in tegenspraak zijn met de goddelijk wet, hij zelfs in dit leven verantwoordelijk gehouden wordt. Waarom? Omdat God hem onderwijst door persoonlijke ervaringen. Hij zal waarschijnlijk dan dezelfde verkeerde beslissing (oordeel) ondergaan die hij zelf eerder had gemaakt.
Ik vertel dit omdat ik namelijk zelf ook in deze les onderwezen ben op deze harde manier. Maar nadat ik er doorheen ben gekomen dank ik God voor het feit dat Hij mij oordeelt naar mijn eigen norm, waarin ik anderen onrechtvaardig heb geoordeeld. Het leerde mij hoe het voelt om vals beschuldigd te worden of hoe het voelt om zwaarder gestraft te worden dan de wet toelaat.
In vroegere tijdperken heeft God rechters getraind voor het toekomende tijdperk, zodat zij kunnen delen in de bediening van Elia om ‘alle dingen te herstellen’, zoals Jezus ons vertelt. Paulus zelf werd getraind als rechter en we kunnen een glimp opvangen van zijn concept over oordeel in 2 Kor 5:14 en 15,
14 Want de liefde van Christus dringt ons, DIE TOT DIT OORDEEL GEKOMEN ZIJN: als Eén voor allen gestorven is, dan zijn zij allen gestorven. 15 En Hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem Die voor hen gestorven en opgewekt is.
Wat voor soort oordeel is dat? Hij zegt dat Christus voor allen gestorven is, of namens allen. Daarom zijn allen dood (omdat allen worden geïdentificeerd met Christus en Zijn dood). Dit heeft als resultaat dat zij niet meer voor zichzelf (egoïstisch) willen leven, maar eerder voor Jezus die voor hen gestorven is en vervolgens is opgestaan.
Dit is een ongelofelijke verklaring die maar weinigen hebben gegrepen – vanwege het feit dat het simpelweg te mooi lijkt om waar te zijn. Toch wijdt Paulus hier verder over uit in de volgende verzen met de opdracht om de boodschap, dat ons gegeven is, te verkondigen aan de wereld als gezanten van Christus en Zijn Koninkrijk:
18 En dit alles is uit God, Die ons met Zichzelf verzoend heeft door Jezus Christus, en ons de bediening van de verzoening gegeven heeft. 19 God was het namelijk Die in Christus DE WERELD met Zichzelf verzoende, en aan HEN HUN overtredingen niet toerekende; en Hij heeft het woord van de verzoening in ONS gelegd. 20 Wij zijn dan gezanten namens Christus, alsof God Zelf door ons smeekt. Namens Christus smeken wij: laat u met God verzoenen.
Let er vooral op hoe Paulus spreekt van “ons” en “hen”. Wij als gelovigen zijn “ons”. Wij zijn de gezanten die de boodschap moet overbrengen aan “hen”, oftewel “de wereld” van ongelovigen. Wat is onze boodschap? Het is “het woord van de verzoening”. We moeten de wereld vertellen dat God “hen hun overtredingen (zonde) niet toerekent”.
Deze verklaring klinkt christenen vandaag de dag zo vreemd in de oren dat ze er met hun gedachten niet bij kunnen wat Paulus hier nu zegt. Want bij christenen is het erin gestampt dat de toornige God zondaren oordeelt, waardoor zij het maar moeilijk vinden om Paulus’ woorden te geloven. Ze maken verontschuldigingen voor Paulus met de woorden: “Hij kan dit natuurlijk onmogelijk bedoelen, vanwege alle andere verzen die gaan over het goddelijke oordeel over zondaren. Daarom moeten we uitkijken dat we dit niet uit de context halen in vergelijking met alle andere verzen aangaande goddelijk oordeel.”
Ik ben het er mee eens dat we altijd alles in de context moeten plaatsen, zolang we de “context” maar niet in tegenspraak wordt gebracht met de huidige passage.
Paulus zegt dat wij gezanten zijn. Een gezant (ambassadeur) vertegenwoordigd zijn overheid en haar woordvoerder. Als gezanten vertegenwoordigen we Jezus Christus naar de wereld toe. Onze boodschap komt neer op het volgende: “dat het God was die in Christus DE WERELD met Zichzelf verzoende, en aan HEN HUN overtredingen niet toerekende.”
Ten tweede is onze boodschap een appèl voor HEN om zich met God te verzoenen (vers 20). Ze zijn blijkbaar dus nog niet verzoend met God, anders zou het niet nodig zijn om deze boodschap te verkondigen. Hoe kan God dan hun zonden hen niet toerekenen, gezien het feit dat zij nog niet verzoend zijn met God? Vereist dit dan geen geloof in Christus en het kruis om het oordeel voor de zonde te ontlopen?
Natuurlijk wel! Dit wordt overduidelijk behandeld in de Schrift. In de volgende hoofdstukken zullen we dit dilemma oplossen.